Eerder deze maand mocht ik afscheid nemen van mijn werk in Apeldoorn. Tijdens de academische plechtigheid die bij zo’n gelegenheid hoort, gebeurde er iets wat niet gebruikelijk is. Onze kinderen en kleinkinderen speelden en zongen enkele coupletten uit het beroemde lied van John Newton (1725-1807): ”Amazing Grace”.
Waarom zongen zij dit lied en wat is de ontstaansgeschiedenis ervan? Dat werd die middag niet met zoveel woorden gezegd. In deze bijdrage komt vooral het antwoord op de tweede vraag aan de orde: Hoe is dit lied ontstaan? Dan wordt vanzelf duidelijk waarom onze kinderen en kleinkinderen het bij deze gelegenheid voor ons zongen.
Wellicht is het goed om eerst op een paar vragen rond dit lied in te gaan. Zo wordt soms gedacht dat de dichter de wereldberoemde wis- en natuurkundige sir Isaac Newton (1643-1727) is. Echter, zijn religieuze overtuiging is meer mystiek-vrijzinnig –en misschien zelfs occult– dan calvinistisch. Hij zou in elk geval nooit een lofzang op de soevereine genade van God hebben kunnen dichten als ”Amazing Grace”.
Hierbij komt nog een andere vraag. In orthodox-gereformeerde kringen in Noord-Amerika worden wel bezwaren tegen dit gezang ingebracht; niet zozeer tegen de inhoud, maar meer tegen de melodie. Het lied is namelijk op allerlei manieren bewerkt. Er bestaan versies voor een militaire kapel, met veel tromgeroffel, jazzachtige uitvoeringen en bewerkingen in de vorm van een opwekkingslied of een negrospiritual. Dat alles kan vervreemdend werken.
Niettemin is ”Amazing Grace” een door en door Schriftuurlijk-bevindelijke lofzang op de genade van God. Het is erg lastig om de Engelse tekst goed in het Nederlands te vertalen. Er bestaan dan ook verschillende bewerkingen van in onze taal. De mooiste is wellicht die van de hand van dr. H. van ’t Veld. Enkele coupletten uit zijn vertaling:
Gena van God, hoe loof ik u/ Voor redding onverdiend./ Verloren eens, gevonden nu,/ Een blinde die mag zien.
Genade toonde mij mijn schuld/ En heeft mij vrijgekocht./ Gena heeft mij met dank vervuld,/ Toen ik geloven mocht.
Door veel gevaren ging mijn reis,/ Door tegenspoed en kruis./ Genade heeft mij steeds geleid,/ Genade brengt mij thuis.
Ja, als dit hart, dit vlees bezwijkt/ Na deze levenstijd,/ Zal ik beërven in Gods rijk/ De eeuwge zaligheid.
Wie deze Nederlandse bewerking vergelijkt met de oorspronkelijke Engelse versie, zal ontdekken dat er verschillende coupletten zijn weggelaten. Datzelfde gebeurt trouwens ook in een groot aantal Engelstalige gezangenbundels. Tegelijkertijd zien we in dit soort bundels een neiging om nieuwe coupletten –die door anderen zijn gedicht– toe te voegen. Dat is mede de reden dat er zowel in het Nederlands als in het Engels verschillende versies van dit lied bestaan, waarbij ook het aantal coupletten behoorlijk kan variëren.
Voor ieder die leven en werk van Newton kent, is duidelijk dat hij hier een geestelijke terugblik geeft op zijn leven. Hij wordt geboren op 25 juli, 1725 in Londen. Zijn vader is zeekapitein, opgevoed door jezuïeten uit Spanje maar later protestant geworden, ook al is dat in zijn leven nauwelijks te merken. Zijn moeder is een vrome vrouw die John al jong de wezenlijke dingen van de Bijbel en van het geestelijke leven probeert bij te brengen. Als John 7 jaar oud is, sterft zij aan tuberculose.
Zijn vader hertrouwt vrijwel onmiddellijk en John wordt opgevoed als „de stiefzoon van wie niemand houdt.” Vanaf zijn elfde jaar vaart hij mee op het schip van zijn vader en maakt vijf reizen naar het Middellandse Zeegebied. Als hij naar Engeland terugkeert, zorgt zijn vader ervoor dat hij een baan krijgt in West-Indië als opzichter over slaven in een plantage. Voor vertrek wordt hij echter hopeloos verliefd op Mary Catlett, een dochter van een vriendin van zijn moeder. Hierdoor mist hij het schip dat hem naar de West zal brengen en haalt hij zich de woede van zijn vader op de hals.
Inmiddels breekt er oorlog uit tussen Engeland en Frankrijk. John Newton wordt door een afdeling ronselaars van de Engelse marine gearresteerd en met geweld gedwongen om te dienen op een Engels oorlogsschip. Daar werkt hij tussen veroordeelde misdadigers die naar zee worden gestuurd en aan lager wal geraakte jonge mensen.
Het is een ellendig leven waarbij veel gevloekt, gedronken en gevochten wordt. Onder deze omstandigheden neemt Newton radicaal afscheid van het geloof. Hij overweegt zelfmoord te plegen, probeert te deserteren, maar wordt daarbij betrapt. De bootsman geeft hem voor de ogen van de rest van de bemanning een afranseling en hij wordt gedegradeerd.
Uiteindelijk lukt het hem in Afrika om weg te komen van het oorlogsschip. Hij treedt daar in dienst van een slavenhandelaar. Deze leeft samen met een zwarte vrouw die een regelrechte kenau blijkt te zijn en een grondige hekel aan Newton heeft. Wanneer hij ziek wordt, slaat zij hem in de boeien en behandelt hem als een slaaf.
Uiteindelijk komt hij vrij en keert hij terug naar Engeland doordat een vriend van zijn vader hem in Afrika komt opzoeken. Al snel neemt Newton dienst op een schip dat negerslaven vervoert. Op die schepen spelen zich onbeschrijfelijke taferelen af. Newton zegt in zijn levensbeschrijving dat hij in die periode „als een beest” heeft geleefd.
Dan komt het keerpunt. Tijdens een vliegende storm wordt hij wakker en ziet een van de matrozen voor zijn ogen verdrinken. Hij hoort de kapitein roepen dat het schip zinkt. Hij werkt als een bezetenene aan de pompen en roept ineens: „Moge God genade met ons hebben.” Dat brengt hem tot bezinning: Welke genade kan er zijn voor een ellendeling als ik? Het is het moment van een radicale verandering in zijn leven. Het schip blijft wonderlijkerwijs drijven en hij komt behouden aan land.
Newton ontmoet in Engeland opnieuw Mary Catlett en trouwt met haar. Met de nodige moeite wordt hij predikant en dient vervolgens de gemeente van Olney. Daar ontmoet hij de begaafde dichter William Cowper (1731-1800). Deze gevoelige gelovige is iemand die zwaar lijdt aan depressies. Newton gaat daar op een voorbeeldige pastorale manier mee om. Samen schrijven ze een bundel liederen, de zogenaamde ”Olney Hymns”. Hierin neemt het lied ”Amazing Grace” een belangrijke plaats in; al zijn de liederen van Cowper waarschijnlijk van nog meer betekenis.
Newton is wellicht het bekendst geworden door zijn pastorale brieven. Ze zijn gebundeld onder de titel: ”Cardiphonia”, een woord dat zoiets betekent als de stem van het hart.
Zijn bekendste serie preken is die over de teksten van de ”Messiah” van Händel. Dit indrukwekkende muziekstuk wordt in 1784 en 1785 uitgevoerd in Westminster Abbey in Londen. Newton preekt in die periode in een nabijgelegen kerk en houdt een serie van vijftig preken over de teksten van dit oratorium. Sommige van deze preken zijn in het Nederlands vertaald; overigens zonder de relatie met Händels oratorium te vermelden. Zij behoren wellicht tot de meest indrukwekkende Engelstalige preken uit de 18e eeuw.
Veel predikanten zullen hun levensgeschiedenis niet naast die van John Newton kunnen leggen. Die is ook volstrekt uniek. Maar als het goed is blijft er één kernpunt van overeenkomst: ”Amazing Grace”, wonder van onverdiende genade. Daarover raakt een mens niet uitgezongen en nooit uitgepreekt.
Lees meer in Digibron
“Amazing Grace”, het bekendste lied ter wereld (Reformatorisch Dagblad, 30-08-2007)