Genesis 6:9.
„Noach was een rechtvaardig, oprecht man, in zijn geslachten. Noach wandelde met God.”
Onze Heere zei dat sommigen zich „voor Hem en Zijn woorden zullen schamen in dit overspelig en zondig geslacht” (Markus 8:38). Het zich schamen drijft velen in het net. Dan moet men zijn eigen geweten of zijn eigen naam eraan wagen. Dan moet men kiezen: vals handelen jegens God, of een dwaas zijn in de ogen van zondaars.
Toen Noach de ark bouwde, is hij ongetwijfeld een voorwerp van belaching geweest voor dat volk, de rest was bezig met eten en drinken, met trouwen en ten huwelijk uitgeven.
Bespotting is een machtig wapen in de handen van verdorven mensen. Velen die niet door geweld van hun godsdienst kunnen worden afgedreven, schamen zich echter, omdat zij door afvalligen met verachting worden behandeld. In een tijd van verval genieten de afvalligen de gunst van de mensen waaronder zij leven. De enkelen die ernstig en in de vreze des Heeren willen wandelen, worden veracht en versmaad. Terwijl zij die zich door de grote massa laten meevoeren, geëerd en geacht zijn.
Jeremia zegt, dat „der goddelozen weg voorspoedig is” en dat „zij die trouweloos trouweloosheid bedrijven, rust hebben” (Jer. 12:1). Vervolging van de waarheid en van hen die oprecht willen leven, is een teken dat een geslacht dat God verlaat, zijn verwoesting nabij is. Een openlijke strijd tegen God en Zijn volk, vult de beker van Gods toorn tot de rand.
Thomas Boston, predikant te Ettrick
(”The whole works”, 1848)