Lora Kremer: Voor vergeving is het te vroeg
Een vlot gezin. Met z’n vieren staan ze lachend op een grote canvasfoto aan de muur. Vader Ebel, moeder Lora, het jongetje Levi bij vader op de rug, het meisje Esra bij moeder op schoot. Het leven lachte hun toe. Maar, inmiddels niet meer. Vader Ebel (36) werd in Kenia vermoord, moeder Lora Kremer verkracht. De kinderen waren getuige.
Precies drie jaar geleden gebeurde het. De Nederlanders Ebel en Lora Kremer werkten in Kenia om een woonvoorziening te beginnen voor weeskinderen. In de nacht van 24 op 25 februari werd hun huis overvallen, waarbij Ebel door pistoolschoten om het leven kwam.
Al vele malen heeft Lora het verhaal verteld, over wat er gebeurde, over haar angst, paniek, zorg om de kinderen die toekeken, terwijl ze nog maar twee en vier jaar oud waren.
„Het blijft moeilijk om deze dingen met anderen te delen. Het went niet. Het slijt nooit. Ik zou ook niet willen dat het slijt, want ik wil het verdriet om Ebel vasthouden. Dan heb ik tenminste nog iets.”
De tijd ging verder, onverbiddelijk, alsof er niet drie levens volledig op hun kop stonden. „Nu, na drie jaar, merk ik wel dat mijn hoofd minder vol zit. Maar de herinneringen aan die nacht zijn altijd aanwezig.”
Lora Kremer keerde terug naar Nederland. In het eerste jaar na de overval voelde ze zich nergens meer veilig. „Als ik bij Albert Heijn liep, kon ik opeens bang zijn dat er iemand met een pistool voor me zou staan. Ik vertrouwde niemand meer. Ik dacht: als je man voor je ogen vermoord kan worden, dan kan er álles gebeuren.”
In de woonkamer van haar rijtjeshuis in het Groningse Zuidhorn vertelt Lora Kremer haar levensverhaal, rustig en overzichtelijk, soms met een stilte vol emotie, maar meestal vastberaden. „Ik wil aan de wereld vertellen wat God nadien in mijn leven heeft gedaan.”
„Ik ben geboren in Lauwerzijl, was als kind al veel serieuzer dan de meeste andere kinderen. Bij ons thuis hing op de wc een wereldkaart, met fotootjes van mensen die werkten in zendingsgebieden. Daar keek ik altijd naar en ik besloot: Dat wil ik ook. Ik wist ook al waar ik heen wilde: Naar Afrika.
Rond haar achttiende jaar maakte ze „een radicale geloofskeuze.” „Toen ik 26 jaar was had ik een reis gepland naar Zuid-Afrika. Voor mijn vertrek kwam Ebel op mijn pad, een politieagent uit de stad Groningen. Dat weerhield me er niet van om toch naar Zuid-Afrika te gaan. Ebel is me achterna gereisd en in Zuid-Afrika hadden we beiden het gevoel: We komen hier terug. Het voelde alsof God met ons bezig was, alsof Hij ons riep.”
In Nederland trouwden ze. Toen hun eerste kind acht maanden oud was, emigreerden ze officieel naar Kenia. In de regio Machakos vonden ze hun plek, een project van Jeugd met een Opdracht, midden in de bush.
„Het aidsvirus hiv maakte vele slachtoffers. Het sterftecijfer was hoog. Langs de highway van Nairobi naar Mombassa werd veel prostitutie bedreven. Er werden veel kinderen geboren, die vervolgens bij de grootouders werden ondergebracht. Ik ken daar oude oma’s die voor acht of tien kleinkinderen moeten zorgen terwijl ze zelf niets hebben. De weeshuizen zaten overvol. Veel tienermeiden werden zwanger. Pasgeboren baby’s werden langs de kant van de weg achtergelaten.”
Ebel en Lora zorgden zelf voor twee tienermeisjes. „Naast ons werk voor de weeskinderen, wilden we een safehome beginnen, een tehuis waar ze veilig zouden zijn, waar ze konden leren hoe in het leven te staan, met de waarden en de normen uit de Bijbel.”
Samen waren ze, zegt Lora, „een bevlogen stel.” Grote plannen hadden ze. Tot de nacht van donderdag 24 op vrijdag, 25 februari 2011. „Die nacht heeft mij alles gekost.”
Het was ’s nachts één uur. „Ik werd wakker van geluid, dichtbij, op de veranda. Ik wist ineens: dit is een ander geluid dan anders. Ik maakte Ebel wakker: „Ebel, ik hoor wat!”
Ebel sprong direct uit bed. Op datzelfde moment deed iemand de deur open en kwamen er twee mannen de kamer binnen. Ze schreeuwden dat ze geld moesten hebben. Maar we leefden van een weekbudget en de week was bijna om. Dus er was geen geld in huis. In paniek ben ik toch op zoek geweest naar geld.
Toen hoorde ik pistoolschoten. Ebel stond in de deuropening. Eerst had ik nog niet in de gaten dat hij geraakt was, totdat ik zag dat hij hevig bloedde. Terwijl ik geslagen werd, zakte Ebel in elkaar. Ik hoorde hem nog driemaal ademhalen. Toen wist ik dat hij dood was.”
Vanuit hun slaapkamer keken Levi en Esra toe. Lora verkeerde in een shocktoestand. „Ik werd naar buiten getrokken. Daar stond nog een derde man. Die heeft mij verkracht.”
Opeens zit de lucht vol van pijn, verdriet, herinneringen. „Daarna schopten ze me weer naar binnen. Ik heb me aangekleed, en ben gaan bellen.”
Lora belde naar vrienden in Kenia, naar familie en vrienden in Nederland. „Maar iedereen sliep. Ik kon niemand bereiken. Later hoorde ik van mijn vrienden in Nederland dat ze 23 gemiste oproepen hadden. Zo vaak had ik gebeld. Toen ik eindelijk iemand kon bereiken, kon ik alleen nog maar schreeuwen: Ebel is dood, Ebel is dood.”
De politie zou komen. „Maar het duurde allemaal zo lang. Ik dacht: waarom komt er nu niemand, ze moeten ons toch helpen!”
In een overheidsziekenhuis in Machakos werd Lora Kremer behandeld. „Ik moest wel drie uur wachten, want ik was alleen maar verkracht, zeiden ze.”
De volgende morgen. „Bij ons huisje stond een pick-up, een bestelauto met een open laadbak. In de bak lag Ebel. Agenten hadden een stuk plastic over hem heen gelegd. Zo reden ze hem weg, langs mij heen. Ik denk dat de pick-up met Ebel in de laadbak op de highway nog urenlang in de file heeft gestaan.”
Lora Kremer wilde haar man meenemen naar Nederland. „In het dorp van zijn ouders, Sint Annen, hebben we hem begraven. Hij had weleens gezegd: „Als ik in Afrika sterf, begraaf me daar maar in een goedkope kist.” Maar ik ben blij dat ik dat niet gedaan heb.”
Aan een van de wanden in de huiskamer in Zuidhorn hangt een zwart metalen kruis, tussen vier plankjes met wat boeken. Titels zijn: ”Ik krijg tranen in de ogen als ik aan je denk”, ”Een stoel in de hemel”, en ”Onbegrepen God”.
In de hal bij de achterdeur hangt een metersgrote collage met foto’s van Ebel, lachend en vrolijk, aan het werk, met de kinderen, tussen de Keniaanse wezen. „Hier kan Ebel gezien worden zoals hij was.”
Voor het eerst in haar leven stond haar vertrouwen op God op losse schroeven, zegt Lora. „Opeens wist ik het allemaal niet meer. In mijn hoofd had ik alleen maar strijd, allemaal vragen, zonder antwoorden. Maar mijn geloof in een almachtige God was niet veranderd. In Zijn almacht had Hij het onrecht kunnen stoppen, maar deed het niet. God was erbij, die ene nacht, zag wat er gebeurde, maar greep niet in. Ik kon het allemaal niet meer bevatten.”
Uw vertrouwen op God is ernstig beschadigd.
„Mijn vertrouwen is niet meer zo kinderlijk als het was. En toch heb ik sindsdien de overweldigende vaderliefde van God gevoeld. De intimiteit tussen mij en God heeft een diepere dimensie gekregen. En daarbinnen ervaar ik ruimte voor strijd, wantrouwen, teleurstelling, boosheid.”
Ja, boosheid is het juiste woord. „Het kan me maar zo opeens overvallen. Bij vlagen. Pas liep ik te wandelen in een weiland, en ik was zo boos. Waarom groeien mijn kinderen op zonder vader! Waarom ben ik weer in Nederland, terwijl ik hier helemaal niet wil zijn! Mijn levensroeping is weg. Het leven dat ik nu heb, wil ik helemaal niet. Het was zo mooi. Het is nu zo leeg.”
Weet God van uw boosheid?
„Ik geloof dat ik het allemaal bij Hem mag neerleggen. Dat doe ik ook. Boosheid hoort bij dit pakket, zeg maar. Het klinkt wel raar, maar als ik zou weten dat God morgen in Amsterdam was, zou ik Hem direct opzoeken om Hem te vragen: God, waarom?”
In het Oude Testament stond op doodslag en verkrachting de doodstraf. Dus u mag echt wel boos zijn.
„Dat geloof ik ook. Maar het onrecht dat ons is aangedaan, is zo groot. Het leven wordt nooit meer zoals het was.”
Ze is als een gekooide vogel, opeens weer in Nederland, terwijl haar leven in Afrika ligt. En ze kan niet terug. „Mijn oude strijdlustigheid keert weer iets terug. Ik wil strijden tegen onrecht. Maar ik kan niet weg uit Zuidhorn, dat zou voor mezelf en voor de kinderen niet haalbaar zijn.”
Hoe gaat het met de kinderen?
„Ze gaan hier in Zuidhorn naar school. We hebben alle drie last van hetzelfde trauma. De kinderen kunnen ook zomaar plotseling bang zijn. Ze lijden aan verlatingsangst, zijn vaak bang dat ik er opeens ook niet meer ben, dat er boeven in de slaapkamer staan.”
Hoe kunt u verder?
„Ik ga met God. Soms voel ik me gebroken, soms ook strijdvaardig en sterk. Dat zit allemaal vanbinnen, daar zien de mensen niets van. De littekens zijn diep, de wonden doen pijn. Iedere dag. Soms vind ik het al een wonder dat ik met alle pijn en de last die ik meezeul, God kan blijven aanbidden.”
Is er ruimte voor vergeving, of is zo’n woord nog veel te groot?
„Vergeving is nog heel complex voor me. Ik zie die ruimte niet. Nog niet. God vraagt dat we elkaar vergeven, maar ik hoop soms dat Hij voor mij een uitzondering maakt, dat ik niet hoef te vergeven, terwijl ik weet dat Hij dat niet zal doen. Als ik vergeven kan, wil ik dat met mijn gehele hart doen. Niet omdat het nu eenmaal zo hoort. Soms mag ik erop vertrouwen dat God een tijd zal geven waarin ik wel kan vergeven, dat Hij samen met mij dit proces in wil gaan.”
In Lukas 17 staat: „Indien uw broeder tegen u zondigt, zo bestraf hem; en indien het hem leed is, zo vergeef het hem.” Dus er mag eerst straf in beeld zijn, voordat er voor vergeving ruimte is.
„De drie moordenaars zijn nooit gevonden, nooit berecht, nooit gestraft. Wat zou ik dat graag willen dat het recht zijn loop zou hebben. Ik hoop dat dat ooit nog eens gebeurt. Als het zou kunnen, zou ik daar zelf graag aan meehelpen.”
Naastenliefde is niet hetzelfde als een beetje lief doen. „Dat maakt van een christen een tandeloze teddybeer”, zei ooit iemand.
„Een christen mag dus strijdvaardig zijn. Altijd maar lievig doen, is vaak niet zo echt als het lijkt. Als christenen moeten we juist in de bres staan en strijden voor recht en waarheid, in plaats van maar een beetje lief doen.”
Zou u de drie moordenaars herkennen?
„Die ene wel. O zeker. Hem zou ik te midden van een grote massa mensen zo kunnen aanwijzen. De twee anderen niet.”
En ondanks alles bent u niet opstandig.
„Ik ben het wel geweest.”
Lora Kremer wijst naar een Bijbeltekst op de canvasfoto van haar nog complete gezin. Psalm 46:11: „Be still and know that I am God.” „Hij is en blijft Dezelfde, de God van genade, liefde, geloof en vertrouwen. Ik focus liever op het ”Wie” van mijn leven, dan op het ”waarom” van mijn leven. Na de begrafenis kreeg ik honderden kaarten met Bijbelteksten: Hij is Redder, Hij is de Rots, Hij is mijn Toevlucht. Het was allemaal goedbedoeld, maar het deed me niets. Totdat God mij déze tekst liet lezen: „Be still and know that I am God.” Die kwam regelrecht mijn hart binnen.”
Levensloop Lora Kremer
Lora Kremer (37) werd, samen met haar man, in 2008 uitgezonden naar de Keniaanse plaats Athi River. Voor de internationale christelijke organisatie Youth with a Mission werkten ze onder weeskinderen. Nadat Ebel Kremer in de nacht van 24 op 25 februari bij een roofoverval voor de ogen van zijn gezin werd vermoord, keerde Lora Kremer met hun twee kinderen terug naar Nederland.
Aan de Evangelische Theologische Academie te Meppel studeert ze nu theologie. Samen met vrienden is ze recent begonnen aan een project voor weeskinderen in Uganda. Kremer is lid van de Vrije Baptisten Gemeente in Groningen.
Lees ook:
Nederlandse zendeling vermoord in Kenia
Zendeling Kremer in Groningen begraven