Syrische kerkleiders op rondreis door VS
WASHINGTON. Vier Syrische kerkleiders op rondreis in de Verenigde Staten roepen het Westen op om te stoppen met het bewapenen van de rebellen in Syrië, „die ten onrechte vrijheidsstrijders worden genoemd.”
De Syrische burgeroorlog gaat volgende maand zijn vierde jaar in. Kerkelijke leiders stelden zich aanvankelijk voorzichtig op en benadrukten de neutraliteit van de kerken. Inmiddels blijken echter alleen al het afgelopen jaar in Syrië meer christenen te zijn vermoord en kerken te zijn verwoest dan de afgelopen tien jaar in Irak. Daardoor voelen kerkleiders zich steeds meer gedwongen om openlijk partij te kiezen voor president Bashar al-Assad.
De vier geestelijken begonnen namens de gezamenlijke kerken in Syrië op 26 januari een rondreis door de Verenigde Staten. Ze spraken met talrijke senatoren en Congresleden en bezochten enkele Amerikaanse kerken. Ook deden ze een appel op de westerse kerken om „hun schuldige stilzwijgen te verbreken, hun politiek-correcte spreken te verlaten en zich niet te laten leiden door eenzijdige informatie. Het zijn de rebellen die ons vermoorden, onze kerken in brand steken en onze religieuzen ontvoeren.”
De kerkleiders vertelden veel over hun persoonlijke ervaringen. Zo beschreef Riad Jarjur, hoofd van de Syrische Presbyteriaanse Kerk, hoe „Syrische christenen onder druk worden gezet door islamitische radicalen om met achterlating van al hun bezittingen te vertrekken.” Hij verhaalde over begrafenissen die hij had geleid van christenen die onthoofd waren, en over de emoties die dit bij de nabestaanden teweegbracht. Ook berichtte hij over een christelijk gezin dat weigerde te vluchten. Vervolgens werd de vader ontvoerd. Enkele dagen later werd diens hoofd naar de kinderen gezonden, als laatste waarschuwing.
De Armeense bisschop Armash Nalbandian wees erop dat er voor de Syrische burgeroorlog in de stad Aleppo 80.000 Armeense christenen woonden. Zij vluchten in steeds grotere aantallen naar Armenië, waar ze welkom zijn. Hij verhaalde over een gruwelijk voorval dat afgelopen Kerst plaatsvond. Twee Armeense christenen zaten in een bus met tientallen Syriërs om hun familie in Aleppo te bezoeken. De bus werd tot stoppen gedwongen en de twee Armeense christenen moesten uitstappen. Even later kwamen de militieleden terug en boden de rest van de passagiers twee dozen aan, met „lekkernijen” als verontschuldiging voor het oponthoud. Tot afgrijzen van de reizigers troffen ze de bebloede hoofden van de twee Armeense christenen erin aan.
Een derde kerkleider, Adib Awad, de secretaris-generaal van de Nationale Evangelische Synode in Syrië en Libanon, sprak zonder schroom over de „gouden eeuw” voor christenen onder de familie Assad. Het stond christenen vrij om nieuwe kerken te bouwen en ze konden opklimmen tot de hoogste politieke functies in het land. Awad hekelde het westerse onbegrip voor de loyaliteit van veel Syrische christenen met president Assad.
De vier geestelijken bleken ondanks alles optimistisch over de toekomst van het christendom in Syrië, „op voorwaarde dat de Syriërs die zelf bepalen.” Verreweg de meeste moslims in hun land zijn volgens de kerkleiders gematigd.