„Verzoening is geen eenrichtingsverkeer”
Stukje bij beetje lijkt in Liberia de vrede uit te breken. Nu de rook van de burgeroorlog langzaam optrekt, worden de gevolgen van veertien jaar geweld pas goed duidelijk. Vice-president Johnson: „Het gaat al mijn voorstellingsvermogen te boven dat dit land zo laag is gezonken.”
Het is een klein wonder dat de interim-regering van Liberia nog kan functioneren. Tijdens de gevechten om de hoofdstad Monrovia hebben de strijdende partijen alles vernield wat er maar kapot te maken was. Uitgebrande en leeggeroofde ministeries dienen nu als toevluchtsoord voor de vele duizenden vluchtelingen. Het vaste telefoonnet werkt niet meer. Elektriciteit en stromend water zijn er al evenmin. De meeste ambtenaren hebben al twee jaar geen salaris meer ontvangen.
„We hebben hier slechts één computer”, vertelt waarnemend vice-president Wesley Momo Johnson in zijn kantoor in het Executive Mansion, een van de weinige overheidsgebouwen die nog overeind staan. „We verplaatsen ons in auto’s die we van de Amerikaanse ambassade mogen lenen. Liberia is totaal bankroet. Alleen met internationale hulp en een heleboel goede wil kunnen we de boel draaiend houden.”
Vanaf nu zal dat echter allemaal beter worden, voorspelt Johnson optimistisch. Regering en rebellen hebben in oktober in de Ghanese hoofdstad Accra een bestand getekend. Op enkele sporadische schermutselingen na is het vechten voorbij. De Verenigde Naties sturen in totaal zo’n 15.000 blauwhelmen naar het West-Afrikaanse land om de wankele vrede te bestendigen. „Ik ben heel hoopvol gestemd”, aldus de vice-president. „De Liberianen zijn moe van de oorlog. Ze hebben genoeg van het verminken en het moorden.”
Afgelopen zondag hebben de VN-militairen een begin gemaakt met het ontwapenen van zo’n 40.000 Liberiaanse strijders, een van de belangrijkste concrete punten uit het Accra-akkoord. Een hoopvol teken, aldus de vice-president. „Veiligheid is een eerste voorwaarde voor normalisering van de situatie. De bevolking is al lang genoeg met wapens en terreur op straat geconfronteerd geweest.”
Waarin verschilt het Accra-vredesplan van alle eerdere akkoorden die de afgelopen jaren op niets zijn uitgelopen? Johnson: „De ogen van de hele wereld zijn nu op Liberia gericht. Meer dan dertig landen hebben troepen hierheen gestuurd. We kunnen niet op het pad van geweld blijven voorthollen. We kunnen het ons niet veroorloven onszelf te vernietigen. Het is nu geen kwestie meer van keuzes maken. Dit is het uur van de waarheid voor ons land.”
Wesley Johnson maakte de burgeroorlog van zeer nabij mee. In 1992 werd hij als oppositieleider gearresteerd en gevangengezet. „Ik heb drie weken vastgezeten. Daar heb ik verschrikkelijke dingen gezien. Ik heb mezelf voorgenomen dat ik dat nooit meer zal meemaken. Toen heb ik pas goed beseft hoe destructief oorlog eigenlijk is.
Als iemand mij veertien geleden had verteld dat ons dit allemaal boven het hoofd hing, had ik hem niet geloofd”, vervolgt de politicus. „Het gaat al mijn voorstellingsvermogen te boven dat dit land zo laag is gezonken. Alleen door de genade en de macht van God zijn we voor totale vernietiging behoed.”
Twee maanden geleden trad Johnson aan als vice-president in de overgangsregering van Liberia. Het interim-bestuur, dat bestaat uit vertegenwoordigers van het oude regime en van de twee belangrijkste rebellengroeperingen, moet het land weer enigszins op orde brengen en vrije verkiezingen voorbereiden die in 2005 moeten worden gehouden. De leden van de tijdelijke overheid mogen zich dan niet verkiesbaar stellen, maar daar heeft Johnson geen moeite mee. „Ik heb absoluut geen ambities in die richting. Bovendien zijn er altijd mensen die beter zijn dan wij”, zegt hij laconiek.
Tot die tijd wacht de overgangsregering een zware taak. Liberia ligt volledig in puin. De bevolking is zwaar getraumatiseerd door de gevolgen van de bloedige burgeroorlog. „Verzoening is het belangrijkste dat we op dit moment nodig hebben”, meent de vice-president. „Als die er niet eerst komt, zullen we geen oprechte vrede bereiken. Natuurlijk is dat heel moeilijk, na alles wat er is gebeurd. Het is ook geen gebeurtenis die van de ene op de andere dag kan plaatshebben. Het is een proces, een lange weg die we moeten gaan.”
De kerken hebben in dat proces een belangrijke opdracht, aldus Johnson. „De oorlog kan alles vernietigen, maar de kerken zullen altijd blijven. Zij vormen het geweten van de maatschappij. De kerk heeft echter tijdens de oorlog een cultuur van stilte gecreëerd. Zij moet zich nu uitspreken. Alleen dan kan zij een rol van betekenis spelen. Verzoening is geen eenrichtingsverkeer. Het moet van twee kanten komen: verzoening én vergeving.”