Gereformeerde stelsel van kerkregering bijzonder kwetsbaar
Als de nood aan de man is, blijkt nogal eens hoe kwetsbaar het presbyteriaal-synodale stelsel van kerkregering ten diepste is, schetst prof. dr. Gerben Heitink.
Een belangrijke vrucht van het calvinisme is de democratisch gekozen kerkenraad, bestaande uit predikanten, ouderlingen en diakenen. Deze ambtsdragers vormen samen één ambtelijk college. De kerkorde benadrukt de eenheid van de ambten, met verschillende verantwoordelijkheden, maar zonder dat er sprake is van enige onderlinge hiërarchie.
Dit is een prachtig ideaal, maar hoog gegrepen. Wanneer we spreken van predikant en kerkenraad maken we al een tweedeling, waardoor beiden gemakkelijk als partijen tegenover elkaar kunnen komen te staan. In de praktijk gaat dat nogal eens mis. De predikant beroept zich bijvoorbeeld op de vrijheid van het ambt, wat leidt tot een solistisch optreden.
Overigens spelen niet zelden ook botsende karakters, menselijke eigenschappen, hebbelijkheden en onhebbelijkheden een rol.
De gevolgen laten zich raden: collegiale ambtelijke samenwerking gaat ontbreken en onderlinge verhoudingen raken vertroebeld. Met als conclusie dat men niet meer samen door één deur kan. Hoe dan verder?
Lessen
Als de nood aan de man is, blijkt hoe kwetsbaar het presbyteriaal-synodale stelsel van kerkregering ten diepste is: niemand kan tijdig ingrijpen. De kerk is zo democratisch dat niemand iemand ter verantwoording kan roepen. Maatregelen komen altijd achteraf.
Onze vaderen waren zich bewust van de risico’s. Daarom had de oude Dordtse Kerkorde verschillende zekeringen ingebouwd. Op het niveau van de kerkenraad werd de ”censura morum” ingevoerd, de onderlinge vermaning van de ambtsdragers binnen de kerkenraad met het oog op de gezamenlijke ambtelijke verantwoordelijkheid. Tijdens het ritueel spreken de broeders in een kringgesprek hun waardering uit voor het ambtelijk werk van de ander, maar verwoordden ook, wanneer daar sprake van is, in alle eerlijkheid hun moeite met de wijze waarop een medebroeder zijn ambt uitoefent.
In de huidige kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland komt dit gebruik niet expliciet meer voor, maar het gaat hier wel om een onmisbaar ventiel ter ontluchting van spanningen die binnen het presbyteriale systeem kunnen optreden. Ook vanuit de huidige omgang met conflicten valt er nog altijd veel voor te zeggen.
Kerkvisitatie
Als tweede noem ik de classis, die binnen het presbyteriale stelsel de plaats van de bisschop heeft ingenomen. De classis vervult als ”grondvergadering” van de kerk een scharnierfunctie binnen een kerkverband.
Tijdens de Reformatie ging het ontstaan van een classis meestal aan de stichting van gemeenten vooraf. Het was haar taak het gemeenteleven in goede banen te leiden. Daartoe kende de kerkorde het gezaghebbende instrument van de visitatie.
Kerkvisitatie kan nooit vrijblijvend zijn en is meer dan alleen een pastoraal instrument, zoals zij nu binnen de Protestantse Kerk functioneert. Hier valt veel te leren van onderwijsvisitaties, die werken aan de hand van een zelfstudie en uitlopen op verplichtende aanbevelingen: accreditatie als credo van de visitatie.
Ten slotte werd binnen het presbyteriale stelsel veel waarde gehecht aan vertrouwensfiguren die als wijze mensen een bijzonder gezag genoten. Zij zorgden voor de noodzakelijke smeerolie als het presbyteriale apparaat ergens haperde. Achter de schermen vervulden zij een belangrijke rol. Gelukkig ontbreken zij ook nu niet in ons midden!
Actuele problemen
Het lijkt me van belang de lessen van de geschiedenis ter harte te nemen, maar ook te letten op actuele problemen. Ik noem het gemis van ervaren ambtsdragers, de afname van het ambtelijk besef, een gebrek aan gedeelde spiritualiteit en geestelijk leiderschap.
Er is bovendien nogal eens een groot tekort aan geschikte ambtsdragers en velen zitten langer dan de toegestane termijnen. Er ontstaat hierdoor een ambtelijk vacuüm, waardoor het presbyteriale stelsel wordt uitgehold.
Veel gemeenten worden verder te klein om nog volop kerk te kunnen zijn. Wat resteert zijn ”rompgemeenten” met een zondagse dienst en enig onderling pastoraat. Van catechese, jeugdwerk, toerusting, van diaconale en missionaire betrokkenheid op de omgeving is nauwelijks of geen sprake meer en elke werfkracht ontbreekt. Dan groeit de noodzaak van bundeling van krachten op regionaal niveau.
Mobiliteit
De classis dient aan zulke processen leiding te geven. Zonder de roep om een bisschop bij te vallen, denk ik wel dat enkele ”episcopale steunberen” de structuur kunnen versterken. Dat vraagt meer bevoegdheden voor de classis, de visitatie en de provinciale adviseurs.
Bij de aanstelling van beginnende predikanten zou een proefperiode in acht genomen kunnen worden voordat iemand in het ambt bevestigd wordt.
Minstens zo belangrijk is de bevordering van mobiliteit onder predikanten. Net als een burgemeester zou een predikant voor een periode van zes of zeven jaar benoemd kunnen worden, met eenmaal de mogelijkheid tot herbenoeming.
Een burgemeester heeft jaarlijks een functioneringsgesprek met leden van de gemeenteraad. Daar kan de kerk iets van leren. Jaargesprekken met de predikant kunnen in een leemte voorzien.
Laat ik afsluiten met de ervaring dat gelukkig velen hun ambt met grote toewijding vervullen en daaraan ook zelf veel vreugde beleven, tot zegen van anderen.
De auteur is emeritus hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit. Dit artikel is een bewerking van de bijdrage die hij eerder deze maand schreef voor het protestantse opinieblad Woord & Dienst.