Zonden van de ambtelijke bediening
Predikanten en scriba’s in reformatorische kerken hebben dezer dagen een anoniem geschrift in de bus gekregen: ”De zonden van de ambtelijke bediening in het licht van het verval van de kerk”.
Het geschrift van zo’n 160 pagina’s is geschreven onder het pseudoniem ”Christophilus Eubulus”. De auteur heeft het verstuurd aan predikanten en scriba’s in de Christelijke Gereformeerde Kerken, in hervormde gemeenten en (oud) gereformeerde gemeenten (in Nederland).
De vier hoofdstukken gaan over de inhoud van de ambtelijke bediening, de zonden van de studenten voordat zij intrede doen in de bediening, de zonden na het intreden in de bediening en de zonden in relatie tot het openbaar voorgaan. Het boek behoort tot de categorie zonderegisters, zoals deze in de zeventiende eeuw door oudvaders werden gepubliceerd. Uit de bronnen blijkt dat Eubulus inderdaad in deze tijd zijn inspiratie heeft gezocht: frequent verwijst hij naar Koelman, Hondius en een anonieme Schotse auteur die een vergelijkbaar boekje schreef (”The sins of the Ministry”).
In een begeleidende brief stelt ”Eubulus” dat het gaat om een „oproep tot reformatie van de ambtelijke bediening.”„Kenmerkend voor onze tijd is dat ons kerkelijke leven vervuld wordt met nieuw uitgekomen boeken die geen nut doen. Enerzijds worden veel boeken uitgegeven die leiden tot verheerlijking van de mens, zoals allerlei levensbeschrijvingen van leraars of personen.” Anderzijds worden „twisten over leer- of eergeschillen in het openbaar uitgevochten.” „Heden ten dage schroomt men niet om door middel van allerlei geschriften in het openbaar leraars aan te vallen die òf al gestorven zijn, òf niet bij machte om zichzelf te verdedigen. Hiermee wordt de ambtelijke bediening steeds meer veracht.”
Eubulus ziet het verval in alle kerken optreden. Hij benadrukt: „Niet dat we ons in deze aanmatigend willen opstellen en vanaf de zijlijn afbrekende kritiek willen uiten. Dat is onze intentie niet. Het doel dat wij voor ogen hebben, is een wederkeer naar de zuivere instellingen die de Heere ons gegeven heeft ten tijde van de Reformatie.”
Ds. J. Verwelius, hervormd emeritus predikant in Veenendaal, heeft het boek half uitgelezen, maar vindt het erg negatief getoonzet. „Niets deugt er, de studenten en kandidaten niet, de predikanten niet. Ik vind het gewoon negatief. Ook ergert het mij dat iemand dit anoniem doet. Als je kritiek hebt, moet je voor de draad komen, jongens, hier ben ik. Dit is geen christelijke houding, ik lees in de Schrift nergens dat iemand zich verbergt. De profeten komen open voor de dag.”
Het in het boek getekende verval herkent Verwelius niet. „Het is gewoon eigenlijk allemaal negatief. Als ik dit lees, denk ik: Er deugt geen student en dominee meer. Is dat zo?” Ds. Verwelius wil verder benadrukken dat een oproep tot reformatie terug hoort te gaan naar de Schrift. „Hij citeert alleen maar de oudvaders. Leg in de eerste plaats de Bijbel open.”
Ds. C. Hogchem, predikant van de gereformeerde gemeente te Barneveld, denkt dat de schrijver een goede bedoeling heeft en dat hij het boekje „ter opscherping” heeft uitgegeven. „Het is geen naar, kritisch geschrift met insinuerende passages of iets dergelijks. Er staan veel behartigenswaardige zaken in. Maar het gebruik van het pseudoniem van ds. Koelman is mijns inziens ongepast. Dit boekje is niet van Koelman. De auteur zegt ook in een begeleidend schrijven: Mijn naam is onbelangrijk. Maar waarom dan niet ronduit gezegd wie hij is? Het gebruik van een pseudoniem wekt de schijn dat hij liever niet heeft dat een ander zegt dat zijn naam onbelangrijk is. Een pseudoniem geeft bij velen hetzelfde gevoel als een anonieme brief. En dan schiet je juist je doel voorbij.”
Ook vraagt de predikant zich af of de auteur hiertoe is geroepen. „Och dat al het volk profeten ware, zegt Mozes. Maar ik vraag me af of hij hiertoe wel is geroepen. Vele kinderen Gods zijn bedroefd en werkzaam geweest om het verval in de kerk. Zij waren ook wel bekwaam om een boekje te schrijven of om citaten bij elkaar te vergaderen, maar hebben dit niet gedaan.”
Volgens ds. Hogchem was het beter geweest als de auteur ”De wekker der leraren” van Robert MacWair had uitgegeven. „Een boekje dat je niet zonder indrukken zult lezen.”
Diaken M. Goedegebuure, scriba van de gereformeerde gemeente in Nederland in Sint Annaland, vindt een appèlwoord zeker op zijn plaats. „Er staat in de Schrift: Onderzoekt alle dingen, behoudt het goede. Het is goed dat mensen iets onderzoeken. De taal spreekt me aan. Alleen is de vraag: Moet dat op deze manier? Wat is je drijfveer? Jeremia klaagde op de puinhopen, hij kon zichzelf erbij insluiten, en hij liet zichzelf ook niet onbekend. Mocht er maar een wederkeer gevonden worden, want die is toch wel noodzakelijk. Het is zeker waar dat het oordeel begint van het huis Gods. Daar moet ook de reformatie beginnen. Als je ziet wat er in het RD gestaan heeft over de jeugd en wat dit teweeggebracht heeft onder ambtsdragers en ouderen, dan mocht er nog eens een appèl zijn.”
De anonieme auteur blijkt na enig onderzoek de heer B. Koopman uit Barneveld te zijn.
Vraag: Kunt u zich voorstellen dat mensen huiverig reageren als er een anoniem geschreven boek op de mat valt? Het zou erop kunnen lijken dat u iets heeft te verbergen.
Antwoord: „Ik wil niet direct in een bepaalde hoek worden geplaatst. Dat gebeurt als je naam bekend is. Net als bij een meditatie, je kijkt eerst wie deze geschreven heeft., dat is niet de bedoeling. Mijn doelstelling is helemaal niet om in de publiciteit te komen, ik heb er een hekel aan. Dat geschrijf tegenwoordig vind ik meer dan ergerlijk. Ik heb het boek bewust alleen naar ambtsdragers toegestuurd, en niet in de winkel geplaatst. Omdat ik denk: Mensen, dan krijg je weer een stuk polarisatie. Soms zou ik de kerkelijke pagina van het RD over willen slaan, omdat ik er echt bedroefd door word. Al dat geschrijf leidt alleen maar tot verachting van de ambten, de bediening wordt hierdoor gekrenkt. Jammer dat dit nu ook in de pers komt. Kijk, ik heb niets te verbergen, maar ik ben maar een lekentheoloog, mijn naam telt niet mee, het gaat om de inhoud. Op de verzending staat een retournummer, als er reacties zijn, wil ik daar best op reageren.”
Vraag: Waarom richt u zich alleen tot ambtsdragers?
Antwoord: „De zorg gaat heel de gemeente aan, maar wie hebben er in de gemeenten de meeste invloed: de ambtsdragers. In mijn boekje heb ik verantwoord waarom ik bij de ambtsdragers ben begonnen. Paulus zegt: Zijt mijn navolgers. Zo geldt dit voor de gemeenteleden, ten opzichte van de ambtsdragers. Daarom ben ik bij het hoofd begonnen. Het boekje is ook niet voor andere mensen bedoeld, het is alleen naar ambtsdragers verstuurd.”