Protestantse kerk Bonaire vecht voor bestaan
Hij is een vrolijke voorvechter van het behoud van de protestantse kerk op het koninkrijkseiland Bonaire. Maar ds. B. J. G. (Broer) Roolvink, geboren Fries, is ook strateeg. „We moeten een manier vinden om zelf onze broek op te houden.”
De Verenigde Protestantse Gemeente van Bonaire (VPGB) –geen ”staatskerk” meer sinds het Caraïbische eiland een bijzondere gemeente van Nederland werd– heeft een probleem. Met tussen de 150 en de 200 (tijdelijke) leden komt de gemeente –verdeeld over twee wijken– niet rond. Ook deze maand gaan er weer mensen uit Nederland naar huis, veelal actieve leden. „Soms bezoeken cruisetoeristen onze diensten. Rijke Amerikanen of Canadezen van Nederlandse afkomst. Hen probeer ik natuurlijk ook geld uit de zak te kloppen. We moeten een manier vinden zelf onze broek op te houden.”
„De charme en tegelijk de zwakte van de VPGB is dat ze nergens bij hoort”, zegt ds. Roolvink (67). „Niet bij de Verenigde Protestantse Gemeente (VPG) op het naburige Curaçao, niet bij de Protestantse Gemeente van Aruba en evenmin bij de Protestantse Kerk in Nederland.”
Ds. Roolvink is emeritus predikant van de protestantse gemeente in Noordwijk en van gereformeerden huize.
Hoe bent u hier terechtgekomen?
„Ik belandde bij toeval op Bonaire, toen een van mijn kinderen er werd gedetacheerd. Ik las in de pers over problemen. Toen ik mijn hulp aanbood, kreeg ik gelijk respons.”
De predikant ging voor in kerkdiensten en woonde enkele vergaderingen bij. In 2012 regelde hij bij zijn kerkenraad extra verlof en plakte er zijn vakantie aan vast. Zo werkte hij toen twee maanden op Bonaire. Na zijn emeritaat, op 1 januari dit jaar, toog de pastor voor langere tijd naar het eiland.
Lachend: „In de diensten gaat het hier wel anders. Soms vertrekt de eerste kerkganger weer als de laatste nog moet binnenkomen. Ik maakte een keer mee dat de diaken tegen de tijd van de collecte aan kwam fietsen, collecteerde, de opbrengst op de kansel legde en voor het einde van de dienst weer vertrok.”
Wat is het bijzondere aan de situatie op Bonaire?
„Sinds 1636 hoort Bonaire bij Nederland en sindsdien heb je er protestanten. Vanouds is er geen scheiding tussen kerk en staat. In 1841 gaf koning Willem II de opdracht om in Kralendijk een kerk te bouwen. In de vorige eeuw kwam er een tweede kerkje bij, in het dorp Rincon. Beide kerken vormen één gemeente: de Verenigde Protestantse Gemeente van Bonaire.”
Niet alleen de bouw van de kerken was een overheidsaangelegenheid, ook het onderhoud, de bijgebouwen en het salaris van de predikant werden door de staat geregeld. „In Nederland had de Hervormde Kerk bepaalde privileges, maar er was wel scheiding tussen kerk en staat”, zegt ds. Roolvink. Hij glundert: „De Hervormde Kerk mocht bijvoorbeeld dienstpost versturen via het ministerie van Justitie.”
Tegen welke problemen loopt u aan?
„Op 10-10-’10 werden de Nederlandse Antillen opgeheven. Bonaire is nu een bijzondere gemeente van Nederland. Sindsdien is er ook sprake van scheiding van kerk en staat. Helaas was de gemeente toen net vacant, anders had de zittende predikant een beroep kunnen doen op zijn rechtspositie. De problemen waren groot: er was geen kerkelijke infrastructuur en leden waren niet gewend zelf bij te dragen. Wat zeg ik: er was zelfs geen ledenadministratie.
De problemen van onze gemeente werden in de Tweede Kamer succesvol naar voren gebracht door de ChristenUnie. Toenmalig minister Donner van Koninkrijksrelaties maakte aan ons –als overgangsregeling– eenmalig een bedrag over van 109.000 euro. Zo stelde hij de gemeente in staat om zelfvoorzienend te worden. By the way, Donner komt hier elk jaar wel een keertje in de kerk, hij draagt ons een warm hart toe.”
De gemeente moet het verder hebben van de tijdelijke steun van predikanten uit Nederland, onder wie ds. Roolvink. „We werken hier pro Deo, maar krijgen overtocht en huisvesting wel betaald. Inderdaad: uit het Donnerpotje.” Met een knipoog: „Daarnaast krijg ik ook iets wat in de verte op een auto lijkt…”
Wat is nu verder de strategie?
„Er is een systeem opgezet voor vaste vrijwillige bijdragen, de inkomsten groeien intussen jaarlijks met 20 procent.” Daarnaast is het de bedoeling dat er fondsen komen van een steunstichting in Nederland. Maar de grote reddingsboei vormen toch wel de toekomstige huurinkomsten van een bijgebouw van de kerk – waarvan het eigendom tot dusver omstreden is (zie ”Van de kerk of van het eetcafé”).
Waarom wordt de gemeente niet opgeheven?
„De protestanten zijn hier altijd een kleine en strijdbare minderheid geweest in een rooms-katholieke wereld. Een paar Bonairiaanse families vormen de kern. Mede door Nederlandse leden is er een vechthouding ontstaan: Dit geven wij niet op!” Maar lokale leden kennen ook een zekere gelatenheid, die bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in de veelvuldig gehanteerde uitspraak: „Ku Dios ké”, „Zo de Heere wil.” Nederlanders en Bonairianen kunnen niet zonder elkaar in de strijd voor het behoud van Nederlandstalige diensten op het eiland. Alle andere kerken hanteren het Papiaments, het Engels of het Spaans.”
De predikant gaat ook het gesprek aan met de lokale overheid, maar die wisselt nogal eens van kleur. „Je moet ook uitkijken dat je niet een deal sluit met de coalitie die er korte tijd later niet meer is. Opvolgers willen het dan weer anders. Ik heb het zelfs aangekaart bij premier Rutte, toen hij hier een paar maanden geleden was. Maar Rutte bemoeit zich er niet mee, dat was wel duidelijk. De Nederlandse politiek vindt het allemaal te precair. Een gesprek hierover met koning Willem-Alexander, vorige maand nog op kennismakingsbezoek, „paste niet in het protocol.” Jammer, maar ik laat me er niet door uit het veld slaan.”
In maart 2014 keert ds. Roolvink terug naar Nederland.