Zwitserse Alpen bieden beginnende bergbeklimmer genoeg uitdagingen
Op de derde en laatste sneeuwrichel, enkele tientallen meters onder de top, is een blik naar zowel links als rechts geen optie meer. Steile ijsvlaktes en rotsformaties in de diepte dwingen tot concentratie op de voetsporen van de voorganger. De vermoeidheid zakt langzaam maar zeker in de benen, maar de Zwitserse berggids Martin houdt het tempo er in. Aangezien hij het touw niet laat vieren, rest niets anders dan volgen. Nog onverwacht is de top daar: de eerste vierduizender zit in de zak. Hoewel, daar hoort natuurlijk ook de afdaling bij. De Mönch laat zich niet zomaar bedwingen.
Het belooft een stralende dag te worden als de vroege trein vanuit Grindelwald zich in beweging zet richting station Kleine Scheidegg. De eerste 1000 hoogtemeters worden vlot genomen door de elektrische locomotief. De zon laat de ’eeuwige’ sneeuw op de toppen van het bekendste bergtrio van het Berner Oberland -Eiger, Mönch en Jungfrau- scherp aftekenen tegen een strakblauwe hemel.
Het berggevoel wordt pas goed merkbaar na de overstap op het treintje naar het hoogstgelegen spoorwegstation van Europa: het Jungfraujoch, op 3454 meter. Hier en daar bedraagt de hellinghoek van de rails maar liefst 25 graden. Slikken blijkt dan goed te helpen tegen dichtslibbende oren.
Stoere bergwerkers
Ruim honderd jaar geleden begonnen stoere bergwerkers hier met het uithouwen van een bijna 10 kilometer lange tunnel, dwars door de Eiger en de Mönch heen. Het spoor telt onderweg twee tussenstations -Eigerwand en Eismeer- waar Europeanen, Amerikanen en vooral veel Japanners zich verdringen voor grote ramen. Het uitzicht op Grindelwald, Kleine Scheidegg en woeste bergformaties is formidabel.
Jungfraujoch is voor het gros van de toeristen de eindbestemming van de dag. Een klein deel kiest voor een sportieve wandeling over de beroemde Aletschgletscher naar de verderop gelegen Mönchsjochhütte. De sneeuwvlakte is letterlijk zo oogverblindend dat een tocht zonder zonnebril niet te doen is.
Een paar honderd meter voor de berghut besluiten de gidsen Hansueli en Martin dat het tijd is voor het echte werk: de beklimming van de Mönch. In bergsportkringen staat deze top van 4099 meter te boek als redelijk eenvoudig, vooral als dat -zoals wij nu doen- via de zuidoostgraat gebeurt. De Zwitserse Alpen bieden ook een beginnende klimmer genoeg uitdagingen, zo zal blijken.
Ik beland aan het touw van gids Martin, samen met een van de bekendste bergbeklimmers van Nederland, Ronald Naar. Jarenlange bergervaring tegenover totale onwetendheid. De praktijk is echter een harde leermeester, en Martin ook. „Niet met je armen klimmen, je benen moeten het werk doen!” klinkt het 3 meter boven mij. Maar wat als de voeten in een onmogelijke hoek tegen de rotswand staan geklemd en het hoofd van Naar daar gevaarlijk dicht bij in de buurt komt?
Stijgijzers
IJs en sneeuw maken het pad -wat heet- steeds gladder. „Stijgijzers onder de schoenen”, commandeert marinier Martin. En inderdaad, de puntige constructies geven een geruststellende hoeveelheid greep. Steeds vaker klimt de berggids een paar meter voor ons uit om het touw ergens aan vast te maken. Ook al een veilige gedachte.
Dan duikt de eerste sneeuwtraverse op: een wit smal spoor op de punt van wat het beste met een soort tentdak kan worden vergeleken. Maar dan een tent van ijs. Voetje voor voetje klimmen we verder. „Concentreren”, beveelt Martin. Hier biedt het klimtouw geen enkel houvast meer, simpelweg omdat er geen bevestigingspunten zijn. „Glijdt iemand over het randje, dan gaan we alle drie”, legt de Zwitser haarfijn uit. Na drie van deze sneeuwrichels, ongeveer 500 hoogtemeters en met kuiten die tegen de verkramping aanzitten, draait Martin zich om. „Gefeliciteerd.” Na tweeënhalf uur klimmen klinkt dat als een beloning.
Het dak van de Mönch biedt een nauwelijks in beelden vast te leggen uitzicht op onder meer de Eiger (3970 meter), de Jungfrau (4158), de Schreckhorn (4078) en de Wetterhorn (3701). Naar het noorden is heel in de verte Interlaken (op 567 meter hoogte) zichtbaar. Hier en daar drijven wolkenflarden op ooghoogte voorbij. Wonderen van de schepping.
De kliminspanning begint haar tol te eisen, vooral nu blijkt dat afdalen bepaald niet gemakkelijker is dan klimmen. Wanneer Ronald Naar op de middelste sneeuwrichel op zijn achterwerk valt, heeft hij het bij gids Martin verbruid. „Nee, jullie zitten niet te dicht bij elkaar aan het touw.” Mopperend laat hij ons nog langzamer afdalen.
Rösti met gebakken spek
De terugtocht over de rotsen verloopt even later redelijk soepel. Halverwege de Mönch blijkt dat een jongeman uit het groepje van berggids Hansueli tijdens de klim heeft moeten afhaken. Verkleumd hangt hij op de grond. Martin heeft het snel gezien. Ronald Naar mag van het touw af, de verkleumde klimmer moet zo snel mogelijk naar beneden. Er is geen andere remedie om de hoogteziekte -hoofdpijn, verminderde concentratie, spierverslapping- tegen te gaan.
Ook mijn hoofd begint te bonzen. Daar helpt een bord overheerlijke rösti met gebakken spek in de Mönchsjochhütte niet afdoende tegen. Pas ’s avonds in een van alle gemakken voorziene berghut naast station Eigergletscher (op 2320 meter) herstelt het lichaam zich weer wat van de ongewone inspanning en komt het winnaarsgevoel boven. „Een goede conditie is belangrijk”, vertelt gids Hansueli, „maar tegen hoogteziekte valt niet zo veel te beginnen.” ’s Nachts beklim ik de Mönch opnieuw. Gedeeltelijk dan. En de droom treedt niet in details. Dat klautert een stuk gemakkelijker.
Voor meer informatie: Zwitserland Toerisme, tel. 00800-100 200 30 (gratis), www.myswitzerland.com of www.grindelwald.ch.