SGP-congres: omzien naar het héle volk is de les van het Reveil
GOUDA. Is Nederland –nu de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat voorbij zijn– toe aan een nieuw Reveil: een beweging van onderop die nieuwe initiatieven ontplooit om hulp, zorg en bijstand te verlenen aan wie dat nodig hebben?
Die vraag stond vrijdagavond centraal tijdens het partijcongres in Gouda waarmee de SGP het thema ”Oog voor elkaar” afsloot. De context van het Reveil –een internationale opwekking van het christelijke denken en handelen in Europa tussen 1815 en 1865– „kun je in elk geval niet een-op-een naar deze tijd overzetten”, constateerde SGP-Kamerlid Bisschop. „Maar je kunt je er wel door laten inspireren.”
Bijvoorbeeld door het „heilige vuur” dat de Reveilvertegenwoordigers bezielde, stelde SGP-fractieleider Van der Staaij. Die „warme gloed” is er volgens hem nog steeds: bij organisaties zoals Scharlaken Koord, dat hulp biedt aan prostituees, of bij de christelijke partijen die de lijn van Groen van Prinsterer volgen. „Die gloed moeten we aanwakkeren.”
De overheid moet bijvoorbeeld mensen „constant en consequent aanmoedigen oog voor elkaar te hebben.” Daar is wel geduld voor nodig, illustreerde Van der Staaij: „Zoals het ook even duurt voordat je bij stormachtig weer de barbecue hebt aangestoken.”
De staat moet zaken durven loslaten. „Nu écht regels gaan afschaffen.” En accepteren dat niet iedereen dan overal dezelfde hulp krijgt. Zolang de overheid maar wél de mensen scherp in het oog houdt die niet zelfredzaam zijn. „Daarin mogen we geen fouten maken.”
Bijbel en turven
Reveilkenner G. Slootweg zei tijdens het congres „dat wij vaak zijn gericht op zorgverlening aan mensen uit onze eigen kerk.” Maar van het Reveil kunnen we volgens hem juist leren dat we moeten omzien naar het héle volk. Hij schetste hoe bijvoorbeeld ds. J. de Liefde met een Bijbel onder zijn ene arm en een stapeltje turven onder de andere arm de Amsterdamse volksbuurt de Jordaan in trok. En hoe dames als Elisabeth Groen van Prinsterer arme volksmeisjes naailes liet geven, terwijl hun ook werd verteld over de Heere en Zijn dienst. Tegelijkertijd opende ze een apart tehuis, speciaal voor protestants-christelijke meisjes.
Dat zulke mensen uit de hoogste klasse zich met armen bemoeiden, was „revolutionair”, aldus K. de Jong van Tot Heil des Volks, een in 1855 door ds. De Liefde opgerichte vereniging voor evangelisatie en hulpverlening.
De werkzaamheden onder het volk –„niet zoals managers, die beslissingen nemen over mensen die ze niet kennen”– was een „constante” in het Reveil, vertelde De Jong. Net als eenheid van leven. „Groen van Prinsterer was altijd Evangeliebelijder.”
Ook zo’n constante was het innige gemeenschapsleven – dwars tegen de tijdgeest in: met elkaar Bijbellezen, bidden en zingen.
„Dat moeten wij ook doen”, betoogde hij, „omdat wij de tijdgeest inademen. Dat is meer het geval dan wij ons bewust zijn.” En van bidden en zingen „ga je geloven”, aldus De Jong. „Dan kom je op Gods golflengte.”
Voor gek verklaard
De Jong herinnerde eraan dat in Nederland halverwege de vorige eeuw ook een Reveil heeft plaatsgevonden: begin jaren zeventig bouwde bijvoorbeeld toenmalig directeur J. J. Frinsel van Tot Heil des Volks twee Amsterdamse scholen om tot jeugdhotel om de grote stroom jeugdtoeristen een veilig onderdak te bieden.
Het Reformatorisch Dagblad verscheen, de Evangelische Omroep werd opgericht. „De initiatiefnemers werden voor gek verklaard”, aldus De Jong. „Dat kon helemaal niet, dachten veel mensen. Er waren immers al dagblad Trouw en omroep NCRV.” In deze tijd hebben we opnieuw „durvers” nodig, stelde hij. „Mensen die tegen de stroom van de tijd ingaan.”
Het is de Heere Die gezaghebbende personen geeft, zei Slootweg tijdens de forumdiscussie. „Die werpen niet zichzelf op.”
Partijvoorzitter M. van Leeuwen sprak de hoop uit dat SGP’ers iets van het geloof en de warmte van de Reveilmensen laten zien. „Heb oog voor de naaste, zowel voor diens geestelijk als voor diens lichamelijk welzijn.”