Promovendus Randall Pederson: Bij puriteinen draait het om hoofd én hart
LEIDEN. Als Engelse puriteinen van mening verschillen over vragen als wat geestelijk leven is, of rond Gods beloften voor zondige mensen, kun je hen dan toch allemaal aanduiden als puriteinen? De Amerikaan dr. Randall Pederson zocht een antwoord.
In zijn proefschrift, waarop hij eerder deze maand in Leiden promoveerde, gaat Pederson de gangen na van drie relatief onbekende Engelse puriteinen: John Downame (1571-1652), Francis Rous (1579-1659) en Tobias Crisp (1600-1642/43).
De 38-jarige Amerikaan werd rooms-katholiek gedoopt en bracht een deel van zijn jeugd door in pinkstergemeenten. Zijn zoektocht naar geestelijk voedsel in die laatste groepering liep uit op een teleurstelling. Pederson: „Het breekpunt kwam voor mij toen een vriendin zei zo vol van de Heilige Geest te zijn dat ze de Bijbel helemaal niet meer nodig had om meer van God te leren kennen. Ik vroeg me af: hoe kan God tot je spreken, los van Zijn Woord?”
Aan de Amerikaanse westkust, waar hij opgroeide, bezocht Pederson een Bijbelschool in Portland, Oregon. Daar kwam hij in aanraking met een student van gereformeerde origine. „Hij kwam verschrikkelijk eigenwijs en arrogant over. Op alle vragen wist hij wel een antwoord, het leek wel of hij vanuit de Bijbel op bijna alles commentaar kon leveren.”
In een poging de eigenwijze medestudent te overbluffen dook hij in de boeken. Daarbij stuitte hij op het werk van puriteinen. „Voordien wist ik niets over deze Engelse protestanten uit de 17e eeuw. Maar hoe verder ik las, hoe meer ik datgene beschreven zag wat in mijn eigen hart leefde. Na een tijdje kwam ik tot de conclusie: die jongen mag dan arrogant zijn, hij heeft wel gelijk.”
Vooral daar waar puriteinen schreven over geestelijk leven, voelde Pederson dat zijn hart werd geraakt. „De strijd tussen vlees en geest, tussen kerk en wereld: het was een openbaring om daarover zulke heldere gedachten verwoord te zien. Hier trof ik aan wat ik miste bij de pinksterkerken. De puriteinen prikken door oppervlakkigheid heen. Het gaat hen om hoofd én hart. De christelijke dogma’s zijn belangrijk, maar kunnen niet zonder bevindelijke kennis en omgekeerd.”
Honger
Met een van zijn beste vrienden sprak hij over deze ontdekking. „Tot mijn verwondering hadden we even daarvoor onafhankelijk van elkaar het boek van de Amerikaanse calvinistische theoloog R. C. Sproul gelezen over levensheiliging. We waren er beiden vol van en wisten: de weg die de Heere ons wijst, is naar de gereformeerde kerken. Beiden zijn we niet lang daarna overgegaan naar orthodox-protestantse kerken.”
De interesse voor puriteinen sloeg bij Pederson om in een onverzadigbare honger. Hij verslond het ene na het andere boek van of over Engelse oudvaders. Tegelijkertijd sloeg de verwarring toe. Hij ontdekte verschillen in de theologie van deze predikers. Bovendien bleken historici zeer diverse definities van het begrip ”puritanisme” te hanteren. „De een zegt: De echte puriteinen zijn alleen zij die de predestinatieleer aanhangen, die stelt dat God alles wat op aarde gebeurt van tevoren weet en beschikt. Anderen stellen: Alleen degenen die een piëtistische geloofsopvatting hebben vallen onder de definitie. En een derde meent dat het begrip ”puritanisme” zo’n breed thema is dat je het eigenlijk niet goed kunt definiëren.”
De wil om helderheid te verschaffen over deze thema’s leidde uiteindelijk tot een promotiestudie. Op 7 november promoveerde hij in Leiden bij prof. dr. G. van den Brink. Waarom in Leiden? Pederson glimlacht. „Omdat het een van de weinige Europese universiteiten is waar je kunt promoveren zonder dat je verplicht wordt je in de omgeving ervan te vestigen.”
En er is nog een tweede reden, voegt hij eraan toe. „Ik hoop docent te kunnen worden aan een Amerikaanse universiteit. Aan een brede faculteit kom je niet zo gemakkelijk binnen met een papiertje van bijvoorbeeld een christelijk seminarie in de VS. Een promotie in Leiden opent hopelijk deuren waardoor ik ook aan een seculiere universiteit iets kan overdragen van de rijkdom die het puritanisme biedt.”
Evenwicht
Pederson beschrijft in zijn dissertatie de opvattingen van de Engelse puriteinen John Downame (1571-1652), Francis Rous (1579-1659) en Tobias Crisp (1600-1642/43). „Downame kun je beschouwen als een ‘precieze’. Hij was piëtist en behandelt in zijn preken bijvoorbeeld uitgebreid het thema geloofszekerheid. Bij Rous, die ook veel invloed had op de Nadere Reformatie in Nederland, staat de mystiek meer voorop. Crisp benadrukt dat geestelijke ervaringen niet maatgevend zijn, maar altijd geobjectiveerd moeten worden aan de hand van het Woord. Hij benadrukt het evenwicht tussen Wet en Evangelie.”
Ondanks deze verschillen zijn de drie predikers één voor één te beschouwen als puriteinen, stelt hij. „Ik zie hen als spelers in een team, die daarin net als bij American football verschillende taken hebben. Deze puriteinen benadrukken alledrie de noodzaak van een hartsverandering. Bij allen is ook de geloofszekerheid een belangrijk thema. De puriteinen leren ons dat doctrines onmisbaar zijn als het gaat om kennis over geloofszekerheid. Ze leren je na te gaan of God in je leven is begonnen, of dat je zelf geestelijk aan het modderen bent.”
Leerzaam vond de promovendus het dat de drie puriteinen hun boodschap bleken aan te passen aan hun publiek. „Downame maakte onderscheid tussen de gemeenten waarin hij preekte. Dat leidde ertoe dat hij de ene keer meer waarschuwend, de andere keer meer onderwijzend was. Bij Crisp zien we een nadruk op de beloften van Christus voor zondaren, maar hij verbindt dit wel met zelfonderzoek. Dat evenwicht vormt een basis voor geestelijk onderwijs, zowel voor wankelmoedige christenen als voor mensen die te oppervlakkig zich de beloften toe-eigenen.”
Hedendaagse predikanten kunnen op dat punt ook leren van puriteinen, zegt hij. „Het is helaas soms zo dat je moet zeggen: De preek die ik nu gehoord heb, kon bij wijze van spreken over iedere Bijbeltekst gaan. Het berijden van stokpaardjes is een bedreiging voor predikanten. Waarom dat bezwaarlijk is? Van de puriteinen kunnen we leren dat de preek niet alleen een oproep tot bekering moet bevatten, maar ook voedsel voor gevorderde christenen. Geestelijk voedsel moet gevarieerd zijn, doortrokken van de rijke boodschap vanuit Gods Woord. Ik zou eraan toe willen voegen: ook voor de wereldling die voor het eerst een kerk binnenstapt.”