Zondagsarbeid - „Houdt het gesprek erover gaande”
Wat te doen als je werkt in een bedrijf dat overgaat van een drieploegendienst naar een vijfploegendienst en je als gevolg daarvan zondagsdiensten moet draaien? In de zojuist verschenen brochure Zondagsarbeid reikt de commissie Kerk en Werk, onderdeel van deputaten ADMA van de Christelijke Gereformeerde Kerken, „enkele gedachten” aan over het thema zondagsarbeid.
De belangrijkste verandering in de achterliggende decennia als het gaat om werken op zondag betreft de invulling van het begrip ”noodzakelijk”, schrijft de commissie, die bestaat uit T. Biersteker-Giljou, F. J. Nabers, ds. M. J. Oosting en dr. D. J. Steensma. „Voorheen leek de omschrijving daarvan duidelijk. Daarvan gaat ook onze Kerkorde uit (art. 70c). Het begrip ”noodzakelijk” is in onze tijd echter niet meer direct gekoppeld aan de zorg en het levensonderhoud voor mens en dier. Noodzakelijk is vaak wat moet gebeuren met het oog op het (winstgevend) voortbestaan van een onderneming.”
Ze wijst dan op de industrie, waar veel fabrieken volcontinu draaien om de slag met de concurrentie vol te houden. Een flexibele opstelling van de werknemers (meerploegendienst) is daarbij vereist. Maar ook in de agrarische sector, de bank- en verzekeringswereld (informatietechnologie) en de sectoren vervoer, media en recreatie „is zondagsarbeid verbreed.” Veel mensen maken bovendien gebruik van de zogenoemde koopzondagen.
De commissie onderstreept de blijvende waarde van de zondag - voor de kerk én voor de samenleving als geheel. In het hoofdstuk ”Kerkelijk handelen” gaat zij vervolgens in op de vraag welke houding kerkenraden en gemeenteleden dienen in te nemen ten opzichte van het (noodzakelijk) werken op deze dag. Er is, aldus de commissie, „een spanning tussen enerzijds de noodzaak tot het bijwonen van de kerkdiensten en anderzijds de vrijheid van een christen: hij is niet aan een bepaalde dag gebonden en heeft de vrijheid tot het verrichten van noodzakelijke arbeid. Het is niet altijd duidelijk wat noodzakelijk werk is. Ten gevolge van ingewikkelde maatschappelijke processen zijn afwegingen vandaag moeilijker dan vroeger. Grenzen zijn verschoven.”
Christelijke werkgevers en werknemers moeten „in hun eigen geweten overtuigd zijn”, stelt de commissie. „Toch laten wij ons uiteindelijk niet door ons geweten leiden. Het geweten is geen zelfstandige instantie, maar wordt genormeerd door het woord van God. Het moet zich daarnaar richten en daaraan gemeten worden. Het christelijk geweten is bereid tot verantwoording jegens God en de naaste ten aanzien van de gemaakte keuzes. Deze bereidheid krijgt met name in de christelijke gemeente gestalte. Daar mogen wij elkaar aanspreken op standpunten in het licht van het getuigenis van de Heilige Schrift. Daarbij zullen wij elkaar niet op voorhand veroordelen op het enkele punt van de invulling van de zondag; deze zaak raakt niet de kern van het Evangelie en hoort bij de voorlaatste dingen. Wie de eer van God zoekt in zijn invulling van de zondag, wie zal hem dan veroordelen? Ieder moet handelen naar zijn eigen overtuiging (vgl. Rom. 14:5).”
Ook de rol van de kerkenraad komt ter sprake. „De betekenis van de zondag mag binnen de gemeente aan de orde komen in verkondiging, onderwijs, pastoraat en diaconaat. De kerkenraad heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid.”
Wat betreft het onderwijs aan jongeren: een belangrijk thema hierin is de beroepskeuze. „Zij nemen in hun beroepskeuze een beslissing die voor de rest van hun leven van ingrijpende betekenis is.”
Zondagsarbeid, schrijft de commissie, is niet alleen het probleem van een individueel gemeentelid. „De gehele gemeente is erbij betrokken. Wij maken allemaal gebruik van goederen en diensten waarvoor op zondag arbeid is verricht. Daarom kunnen wij niet eenvoudig een oordeel uitspreken over mensen die deze arbeid verrichten. In elk geval moet wel in de gemeente over deze dingen worden doorgesproken.”
In die gesprekken is „luisteren naar elkaar van evident belang. De ander heeft er recht op dat wij een open luisterhouding innemen. Deze luisterhouding impliceert niet alleen dat wij openstaan voor de motieven van mensen die zondagsarbeid verrichten, maar ook dat wij ons door de ander laten corrigeren.”
Zo’n gesprek kan ook in regionaal verband plaatsvinden. „Daarbij zou de Classicale Diaconale Commissie dienstbaar kunnen zijn.”
Een „moeilijke situatie” ontstaat als de kerkenraad de zondagsarbeid van een gemeentelid afwijst. „Beslissend is de motivatie van het gemeentelid dat de keuze heeft gemaakt. Als iemand goed over deze dingen heeft nagedacht, doet de kerkenraad er niet verstandig aan het verschil van mening op de spits te drijven. Het gaat erom dat het gesprek gaande blijft.”
Terughoudendheid adviseert de commissie waar het gaat om de kerkelijke tucht. Volgens haar is zondagsarbeid „op zichzelf geen ergerlijke zonde. De eerste christenen hebben op de eerste dag van de week hun dagelijkse arbeid gedaan. Het was nodig dat zij in hun levensonderhoud zouden voorzien en anderen niet tot last zouden zijn. Met ’tucht’ moeten wij bovendien terughoudend zijn gezien de aard en de gecompliceerdheid van het huidige economische leven en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.”
Kan een gemeentelid „wegens het enkele feit van zondagsarbeid” worden uitgesloten van het ambt? „Bepaalde vormen van zondagsarbeid kunnen zeker met een christelijke invulling van de zondag worden gecombineerd. In het laatste geval is het enkele feit van de arbeid op zondag geen reden tot uitsluiting van het ambt. In praktisch opzicht kunnen er wel nadelen zijn. Dat kan bijvoorbeeld zijn de acceptatie in de gemeente. Een punt is ook de voorbeeldfunctie.”
De brochure besluit: „Met dankbaarheid mogen wij uit Gods hand ontvangen wat Hij ons in de geschiedenis heeft gegeven. Aan de andere kant beseffen wij dat Christus ons geen gebod tot een verplicht onderbreken van het werk heeft gegeven. Hij zelf is de dag die God heeft doen rijzen. Daarom mogen wij broeders en zusters die in afhankelijkheid van Christus op zondag hun dagelijks werk doen om dat enkele feit niet veroordelen. Wel is er reden tot een gesprek binnen de gemeente.”
De brochure Zondagsarbeid verscheen als themanummer van het magazine Diacoon. Ze bouwt voort op de in 1971 binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken verschenen uitgave Zondagsheiliging, gevolgd door een pastorale handreiking van deputaten Kerk en Bedrijfsleven (1990).