Boek en cd belichten historie van lutherse gemeente Amsterdam
In aanwezigheid van prinses Beatrix hield de 425 jaar oude evangelisch-lutherse gemeente in Amsterdam zaterdagmiddag een jubileumsymposium. Tijdens deze bijeenkomst, in de bekende lutherse kerk aan het Spui, ontving de prinses het boek ”Van pakhuis tot preekhuis”. Dat mag er dan ook zijn.
Een heel dikke uitgave is het niet geworden, zeker niet in vergelijking met het gemiddelde herdenkingsboek van een –minder oude– gemeente in de achterban van deze krant. ”Van pakhuis tot preekhuis”, onder redactie van Lutheronderzoekster dr. Sabine Hiebsch en drs. Martin L. van Wijngaarden, oud-predikant van de gemeente, telt niet meer dan 124 bladzijden. Maar ook hier blijkt zich in de beperking de meester te tonen.
De historie van de Amsterdamse gemeente begint op 19 mei 1588, als een aantal vooraanstaande leden van de lutherse gemeenschap in de hoofdstad Andries Nesscher, afkomstig uit het Duitse Lippe, als ziekentrooster en voorganger benoemt. Gaandeweg ontwikkelt de (huis)gemeente zich tot een „zelfbewuste, leidinggevende” gemeente, schrijft dr. Gerard van Manen, kenner van het lutheranisme, in zijn bijdrage.
De geschiedenis van de Amsterdamse gemeente staat niet op zichzelf, stelt dr. Sabine Hiebsch in haar voorwoord. Volgens haar „representeert zij tevens de geschiedenis van een godsdienstige minderheid: de lutheranen in de Lage Landen.”
Interessant in dit verband is de bijdrage van ds. Ilona Fritz, sinds 1999 predikant van de gemeente, over de ”Consensus over het Avondmaal” van 1956. Deze overeenkomst was het resultaat van het werk van een gezamenlijke gesprekscommissie vanuit de Nederlandse Hervormde Kerk (onder anderen prof. dr. K. H. Miskotte en prof. dr. G. C. van Niftrik) en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden (onder anderen prof. dr. W. J. Kooiman en prof. dr. C. W. Mönnich). De tijd was evenwel nog niet rijp voor een nauwere samenwerking op lokaal en landelijk niveau, constateert ds. Fritz. „Pas dertig jaar later stapten de lutheranen in het hervormd-gereformeerde Samen-op Weg-proces. Men kan vaststellen dat de Consensus hiervoor de basis heeft gelegd.”
Overigens bereikten de deelnemende theologen niet op alle punten overeenstemming. Ds. Fritz –die deel uitmaakte van het eerste moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland– citeert hier uit de ”Explicatio van de Consensus” door dr. Mönnich en dr. Van Niftrik (1958): „De calvinisten sluiten Christus naar zijn mensheid in de hemel op en kennen aan zijn godheid vanzelfsprekend alomtegenwoordigheid toe. De lutheranen laten de menselijke natuur van Christus delen in de eigenschappen der goddelijke natuur, zodat ook de menselijke natuur van Christus alomtegenwoordig wordt.”
Zonder de andere bijdragen tekort te willen doen –zo is ook die van kunsthistorica Laura Roscam Abbing, over de ”brunailles” op de balustrade van het orgel, erg aardig– springt de laatste, van dr. Sabine Hiebsch, er toch wel uit. Maar, misschien mag dat ook wel: niet voor niets is zij, sinds januari 2011, verbonden aan de W. J. Kooiman-J. P. Boendermaker Lutheronderzoeksplaats aan de VU.
Dr. Hiebsch gaat in op de avondmaalsloodjes die menig lutherse gemeente tot in de negentiende eeuw hanteerde (en die per gemeente verschilden). In de week voorafgaand aan het avondmaal had een voorbereidingsdienst plaats. „Als bewijs van deelname aan de voorbereiding op het avondmaal werd een avondmaalsloodje aan de communicanten uitgedeeld.” Want, zo bepaalde de kerkelijke ordonnantie uit 1597, „niemand dan degene, die alsoo onderwezen zijn, ende die absolutie ’t zij particuliere oft openbare ontvangen ende sijne sunden bekent heeft” mocht „tot den Avontmael des Heeren” worden toegelaten.
Het avondmaalsloodje –de hugenoten kenden de vergelijkbare ”méreaux”– had alles te maken met de waarde die Luther hechtte aan de boete, laat de Amsterdamse onderzoekster zien. Het is dan ook veelzeggend wat zij opmerkt over het veranderde theologische klimaat als gevolg van de verlichting: „Dit vond onder andere zijn neerslag in een veranderde waardering van het avondmaal, waardoor de voorbereidingsdienst meer op de achtergrond raakte. Dientengevolge werden de avondmaalsloodjes in het eerste deel van de 19e eeuw geleidelijkaan afgeschaft.” Het –verdwenen– avondmaalsloodje als baken in zee.
Cd met „impressies lutherse orgelmuziek”
Achter in ”Van pakhuis tot preekhuis” is een cd te vinden met „impressies van Amsterdamse lutherse orgelmuziek” – en alleen die is de aanschaf van het boek al waard. Op het schijfje brengen Pieter van Dijk (1958) en Klaas Koelewijn (1980), beiden als organist verbonden aan de evangelisch-lutherse gemeente Amsterdam, werken van „Amsterdamse lutherse componisten” ten gehore. En dat zijn niet de minsten: Christiaan Frederik Hendriks jr., Cor Kee, Jacques Bonset, Samuel de Lange jr., Herman Nieland, Albert Pomper. Cor Kee klinkt op de cd twee keer: Van Dijk programmeerde diens ”Reeksveranderingen in vier Secties I”; Koelewijn zijn variaties over ”Merck toch hoe sterk”. Werken die goed laten horen hoezeer de ‘late’ Cor Kee verschilde van de ‘vroege’ Kee, de leerling van Jan Zwart.
Hoewel het drieklaviers instrument van J. F. Witte –met zwelwerk– heel wat in zijn mars heeft, klinkt het in de zachtere passages toch op z’n best. Zal te maken hebben met de geringe akoestiek in de kerk aan het Spui.
Erg mooi is Herman Nielands bewerking van ”Ach blijf met uw genade”. Wat een tongwerkje! Maar de cd biedt bepaald nog meer fraais. Nederland heeft echt nog wel wát voortgebracht als het om orgelliteratuur gaat – al doet de ”Con molto di moto” van Samuel de Lange jr. meteen denken aan het middengedeelte uit Mendelssohns vijfde sonate.
Ietwat jammer is dat de dispositie van het orgel niet in het boek is opgenomen. Maar, daar hebben we Google weer voor.
N.a.v.: Van pakhuis tot preekhuis; 425 jaar Lutherse Gemeente in Amsterdam (1588-2013), Sabine Hiebsch & Martin L. van Wijngaarden (red.); uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2013; ISBN 978 90 239 2744 0; 124 blz.; € 22,50.
Lees verder op het web:
-Verslag van het jubileumsymposium.
-De dispositie van het drieklaviers orgel van J. F. Witte uit 1884.
Pieter van Dijk, orgel
Pieter van Dijk, orgel
Klaas Koelewijn, orgel