„EKD verloochent eigen geschiedenis in discussie over Jodenhaat Luther”
De Evangelische Kerk in Duitsland (EKD) verloochent haar eigen geschiedenis in de discussie over het antisemitisme van Maarten Luther en het protestantisme. Dat schrijft de kerkhistoricus Johannes Wallmann in de Frankfurter Allgemeine.
Wallmann richt zijn pijlen in het bijzonder op Margot Kässmann, woordvoerder van de EKD-raad voor het reformatiejubileum 2017. Zij stelt dat de EKD haar anti-Joodse houding pas na 1945 heeft laten varen. Die opvatting is „twijfelachtig”, aldus de emeritus hoogleraar uit Bochum.
Wallmann legt uit dat nationaal-socialistische historici de EKD rond 1933 verweten de anti-Joodse geschriften van Luther te negeren. Ook Dietrich Bonhoeffer zou die niet hebben gekend. Daarmee stond hij in een traditie binnen de EKD, die al eeuwen geleden had gebroken met de anti-Joodse geschriften van Luther, schrijft Wallmann in een gastbijdrage waarvan de volledige versie donderdag in de FAZ verschijnt.
Die breuk vindt zijn oorzaak in het ontstaan van het piëtisme na de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), vervolgt Wallmann. Sindsdien brak in de christelijke kerk de overtuiging door, dat voor de houding ten opzichte van de Joden „Luthers Joden gunstig gezinde geschrift uit 1523 maatgevend moest zijn en niet zijn latere geschriften.”