Commentaar: Trouwambtenaar ontslagen omdat Den Haag consequent was
De gemeente Den Haag is niet over de schreef gegaan met het ontslag van trouwambtenaar Pijl. Die moest in 2012 als buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand het veld ruimen. Reden? Hij had in een interview met het dagblad Trouw gezegd gewetensbezwaren te hebben tegen het sluiten van een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht. Voor Den Haag was dat onacceptabel. Pijl kon vertrekken.
De rechtbank in Den Haag oordeelde woensdag dat het gemeentebestuur zorgvuldig heeft gehandeld bij deze ontslagprocedure. Sinds 2007 heeft de hofstad het beleid om geen trouwambtenaren te willen die weigeren homohuwelijken te sluiten. Het ontslag van Pijl past precies in dat beleid. Dus het gemeentebestuur gaat vrijuit.
Pijl is teleurgesteld én verbaasd. Hij raakt hem (en vele anderen) diep dat er bij de rechtbank kennelijk geen enkele ruimte meer is voor gewetensbezwaarde ambtenaren. Een diepe overtuiging wordt zomaar aan de kant geschoven. Daarbij bevreemdt het hem in hoge mate dat de rechtbank niets gedaan heeft met de uitspraak van de commissie bezwaar en beroep van de gemeente Den Haag. Die oordeelde heel anders.
In deze zaak gaat het om een botsing van grondrechten. Het vonnis maakte (opnieuw) duidelijk dat de rechter het gelijkheidsbeginsel laat prevaleren boven de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. Dat is niet nieuw, maar wel verontrustend.
Vanouds was er binnen democratieën altijd ruimte voor mensen met afwijkende opvattingen, al was die niet onbegrensd. Waar mogelijk probeerde de wetgever oog te hebben voor mensen die om het geweten wil niet konden gehoorzamen aan rechtsregels. Dat geldt dus niet meer op voor mensen die bezwaar maken tegen het homohuwelijk. Zij kunnen hooguit nog wat scharrelen in de marge.
De uitspraak van de rechtbank in Den Haag weerspiegelt perfect de huidige tijdgeest. Dat is niet uitzonderlijk. Nog meer dan wetgeving doortrekt het moderne denken de rechtspraak. Daar worden immers wetsregels geïnterpreteerd vanuit het eigentijdse perspectief.
Opvallender is dat de media nauwelijks aandacht aan de uitspraak van de Haagse rechtbank gaven. Kennelijk is de kwestie-Pijl niet meer interessant voor de grote media. Dat betekent dat de strijd om de rechten van gewetensbezwaarde ambtenaren slechts nog als achterhoedegevecht gezien wordt. Dat is tekenend. Voor de opinieleiders is dus feitelijk het pleit beslecht.
Eén ding heeft het vonnis van de Haagse rechtbank ook duidelijk gemaakt. De gemeente is in het gelijk gesteld omdat ze vanaf 2007 een consequent beleid heeft gevoerd: geen ambtenaren van de burgerlijke stand die tegen het homohuwelijk zijn. Eenduidigheid en strikt zijn in je beleidsregels zijn dus van groot belang. Geen water bij de wijn doen. Dat moeten organisaties met een orthodox-christelijke identiteit goed onthouden. Want bij rechtszaken waar zij zelf onderwerp van oordeel zijn, kan dat punt weleens zwaar gaan wegen.