„Predikanten laten zich niet zien op netwerkbijeenkomsten”
VEENENDAAL. Als burgemeester van Harderwijk zag hij op netwerkbijeenkomsten nauwelijks predikanten. „Kerken laten zich te weinig zien in de samenleving”, zegt oud-burgemeester J. G. Groot.
De Groot sprak woensdag in Veenendaal op de halfjaarlijkse ontmoetingsdag van hervormd-gereformeerde emeritus predikanten en predikantsweduwen. Thema was het verkeer tussen kerk en stadhuis, ofwel de raakvlakken tussen toga en ambtsketting. „De kerk maakt van een verbrokkelde samenleving een bezielend verband uit”, aldus De Groot. „Daarom moeten kerken in stad of dorp laten zien wat ze in die samenleving doen. Laten ze dat vastleggen in bijvoorbeeld een sociaal jaarverslag.”
Jaarlijks krijgt de oud-burgemeester, die lid is van de hervormde gemeente in Harderwijk, in september het winterprogramma van de kerken onder ogen. „Het zijn goede activiteiten die erop gericht zijn de jeugd van de straat te houden. Maar kerkelijke betrokkenen brengen op zaterdagavond ook leden van de jeugdclub naar de midgetgolfbaan, het zwembad of de kunstijsbaan. Die activiteiten komen in het programma niet voor. Laten kerken dit alles bundelen in een overzicht om de burgerlijke overheid te laten zien wat er allemaal aan activiteiten wordt ondernomen”, aldus De Groot.
De overheid subsidieert het dorpshuis op allerlei manieren, maar de kerk krijgt geen subsidie, stelde hij. „Is het niet opmerkelijk dat in 2009 de Amsterdamse gemeenteraad, op het CDA na, geen subsidie meer wilde verstrekken aan religieuze clubs die alleen geloofsgenoten aannamen? Burgemeester en Wethouders legden die motie naast zich neer. Een organisatie als Scharlaken Koord maakt immers geen onderscheid tussen mensen. Bij het toekennen van subsidies moet het concrete resultaat de doorslag geven. Wel is het zo dat religieuze inspiratie een groot maatschappelijk rendement oplevert.”
Volgens de oud-burgemeester blijkt kerkgang een goede voorspeller van maatschappelijk activisme.
Toen De Groot burgemeester in Harderwijk was, ontmoette hij op netwerkbijeenkomsten nauwelijks predikanten. „Op de nieuwjaarsreceptie kwam het hele gemeentelijke verenigingsleven opdraven. Maar de kerken lieten zich niet zien.”
Kerken en predikanten kunnen volgens hem in de maalstroom van de samenleving een belangrijke rol spelen. „Ze zijn beschikbaar om de ander te dienen.”
In Urk, waar De Groot een aantal maanden waarnemend burgemeester was, speelde ook het verkeer tussen toga en ambtsketting. Vanwege overlast van de jeugd op zaterdagavond moest er een horecaovereenkomst komen die bepaalde dat de cafés voor twaalf uur ’s nachts moesten sluiten. De politiek viel echter over die sluitingstijd. Niet alle ouders slaagden er immers in hun kinderen voor die tijd thuis te laten zijn.
De Groot: „Ik vroeg de predikanten wie de verantwoordelijkheid voor deze jongelui na twaalf uur ‘s nachts op zich zou nemen. Ze zeiden dat dit mijn zorg was. Zo werd de sluitingstijd om 24.00 uur gehandhaafd.”
Aan het begin van de ontmoetingsdag mediteerde voorzitter prof. dr. W. Verboom over vraag 1 van de Heidelbergse Catechismus. De catechismus noemde hij het lied van de liefde van een bruid voor Christus en van Hem voor Zijn bruid. Dat lied loopt door heel de catechismus. „Hij heeft er alles voor overgehad om mij als bruid te werven.”