Kierkegaard leerde over onderwijs van Socrates en Christus
Dit is een verzameling brokstukken, op papier gezet door iemand die niets beters te doen had. Wie zo’n opmerking aan het begin van zijn boek schrijft, suggereert dat er niet al te zware onderwerpen volgen. Toch zijn het geen kleinigheden die de Deense denker Kierkegaard aan de orde stelt in zijn ”Wijsgerige kruimels” uit 1844. Hij vraagt zich af of je een leerling van Socrates kunt zijn en tegelijk een volgeling van Christus.
Kierkegaard was een groot bewonderaar van Socrates en diens beroemde methode. De klassieke filosoof, die leefde van 470 tot 399 voor Christus, ging ervan uit dat iedereen alles wat écht belangrijk is, eigenlijk al weet: het is een kennis die in ons verborgen ligt. Een goede leraar roept deze kennis wakker. Dat kan hij door de juiste vragen te stellen. Onderwijs is voor Socrates dus niet een stampen van feiten, maar een vragen en doorvragen en gesprekken voeren.
Hoe verhoudt die Socratische methode zich tot het onderwijs van Christus? Het is die kwestie die René van Riessen, filosoof en dichter, aansnijdt in ”De ziel opnieuw. Over innerlijkheid, inspiratie & onderwijs” (uitg. Sjibbolet). Het boek is een uitwerking van de oratie die Van Riessen vorig jaar uitsprak bij de aanvaarding van de bijzondere leerstoel christelijke filosofie in Leiden. Kierkegaard, zo laat zij zien, bewondert de consequent vragende methode waarmee Socrates de schijnbare kennis van zijn gesprekspartners aan het licht brengt. Leerlingen moeten leren niet op schijnzekerheden te vertrouwen, noch die van henzelf, noch die van anderen. Kierkegaard ontdekt dat deze praktijk van Socrates een belangrijk inzicht geeft: kennis en waarheid moeten in verband staan met de innerlijke persoon.
Tegelijk is er een punt waarop Kierkegaard met Socrates van mening verschilt. Dat leren ‘slechts’ een vorm van herinnering zou zijn, is hij niet met hem eens. Nu komt een tweede Leraar in beeld: Christus. Het leraarschap van deze Meester „brengt ons niet dichter bij onszelf, maar juist verder van onszelf”, aldus Van Riessen. Leerlingen worden door de ontmoeting met Christus een realiteit binnengevoerd die niet uit hun eigen innerlijk opkomt, maar die „gans anders” is. „Terwijl Socrates het eminente belang van innerlijkheid predikt maar ook vasthoudt aan de gedachte dat de waarheid uiteindelijk in het zelf, in de diepten van de eigen innerlijkheid, moet worden ontdekt, gebeurt er in de confrontatie met Christus iets anders. De inkeer die Christus teweegbrengt levert niet alleen een besef van waarheid op, maar ook de ervaring van schuld en daarmee van verzoening en verlossing”, aldus Van Riessen. Haar boek maakt op een filosofische manier duidelijk dat onderwijs meer is dan leren rekenen, lezen en schrijven.