Ongevoelig
Jona belijdt voor de scheepslieden dat de storm waar ze in verkeren, zijn schuld is. De angstige scheepslieden, heidenen, blijken toch een indruk van God te hebben. Zo lezen wij ook in Romeinen 1:20 dat de onzienlijke dingen van God, van de schepping van de wereld af, door de schepselen worden verstaan, beiden Zijn eeuwige kracht en Zijn Goddelijkheid.Omdat die God dit niet doet zonder reden, noch ten onrechte, wilden de scheepslieden het lot werpen om de schuldige zo te vinden. Zo ver kan een consciëntie door ingeschapen licht gaan. Maar in Jona was dit licht klaarder en doordringender, daar hij een profeet van de Heere was. Hij was verlicht door Gods Geest, want hij vreesde God. Daarom kon hij zeggen: „Ik weet dat deze storm ulieden om mijnentwil overkomt.” Jona wist, want zijn consciëntie getuigde tegen hem, dat hij Gods gebod overtreden had. Jona wist dat hij zeer zwaar tegen de Heere had gezondigd. De Heere had hem zo duidelijk gezegd naar Ninevé te gaan en tegen hem te prediken. Jona had er geen zin in en vluchtte voor het gebod. Hij ging in die zonde voort en legde zich gerust in een schip te slapen. Hij was ongevoelig voor zijn zonden, ongevoelig voor Gods oordelen en ongevoelig voor het vreselijke gevaar.
N. S. van Leeuwarden, lidmaat in Amsterdam (Godvreezende Zeeman, 1744)