Duitse les als troostwoord van Boven
„Predikant zijn is de Heere dienen, goed van Hem spreken en mensen bij Christus brengen. En dan er zelf steeds tussenuit vallen. Want ook een predikant moet vechten tegen hoogmoed. En de doorn in het vlees is er ook, in verschillende gedaanten.” Ds. A. K. Wallet is zaterdag een kwarteeuw christelijk gereformeerd predikant.
Bij alle zorgen die ds. Wallet heeft over de breedte van de Christelijke Gereformeerde Kerken, vertrouwt hij erop dat in de prediking het onvoorwaardelijke aanbod van genade gepaard gaande met het bevindelijke element zal blijven. „Onder aan de kansel mag ik wel eens bidden of de Heere allen die Hem verwachten niet beschamen wil.”
De 62-jarige predikant groeide op in de gereformeerde gemeente van Veenendaal. Van ds. R. Kok kreeg hij tot zijn zestiende jaar catechisatie, zondags na de ochtenddienst. „We zaten dan met 200 jongelui onder de galerij. Ds. Kok gebruikten Hellenbroek.” Overigens gaf ds. Kok ’s middags voor de dienst aan een andere groep catechisatie. En doordeweeks kwam hij naar de lagere school om in de klassen vijf en zes de Heidelberger te behandelen.
„Als jongetje was ik al zo betrokken bij het kerkelijk leven dat ik thuis, vader was ambtsdrager, de notulen van de classisvergaderingen uitploos. Al vroeg leerde ik verdriet te hebben over kerkelijke twist. Tegen mijn kinderen zeg ik: Ik hoop dat jullie nooit scheuring en twist mee hoeven te maken.” De ouders van het predikantsechtpaar bleven bij de Gereformeerde Gemeenten. „Ik werd christelijk gereformeerd. Maar we voelen herkenning, zowel bij de Gereformeerde Gemeenten als in hervormd-gereformeerde kring. We zullen nooit ons oude nest bevuilen en zijn altijd nog dankbaar voor onze opvoeding.”
De bakkerij van Wallet stond in Veenendaal aan de Mulderslaan. In een fotoboek van Rik Valkenburg staat de jubilaris als ventje van een jaar of dertien bij de bakfiets met een grote rieten mand. Het onderschrift luidt: „Een leuk bakkertje…, die nu het levende brood bezorgt.”
Ondertussen raakte Wallet actief in de christelijke gereformeerde Pniëlkerk, waar hij veel opstak van Rik Valkenburg, vooral in het zondagsschoolwerk. Tijdens een avondsluiting op een jeugdkamp sloegen de woorden van 1 Petrus 29:b met kracht in zijn ziel: „Opdat Gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.” „Het liet me niet los. Steeds weer kwam de vraag op me af of dat wel echt voor mij was.”
Op zijn 27e volgt Wallet de avond-mulo, daarna het avondgymnasium. „Ik weet nog dat de rector zei: „Van nu af vier je maar één verjaardag. En dat is die van jezelf. Je gaat leren, werken en slapen.” De Griekse en de Latijnse grammatica’s lagen beduimeld en vet in de bakkerij waar ik overdag mijn werk deed.”
Op het gymnasium kreeg Wallet zijn eerste les Duits. „We kregen een stuk voor onze neus met deze passage: „Wem Gott gibt ein Amt, dem gibt er auch den Verstand”; Als God je een ambt geeft, geeft Hij ook het verstand.” De jubilaris blikt terug: „Wat een troostwoord gaf de Heere in die les Duits.”
Zijn propedeuse deed student Wallet in Utrecht. „En juist op de vijfde december, toen ik in de bakkerij bij moest springen, liet professor dr. G. Quispel een presentielijst rondgaan. Een week later organiseerden we er zelf één en overhandigden Quispel die lijst. „Die is apocrief”, lachte hij. Ik biechtte het verzuim op en legde het uit. Het kwam in orde.”
Nadat Wallet toegelaten was tot de studie in Apeldoorn, vond hij daar kamers aan de Vondellaan 27. „Op maandag at ik nog warm thuis, op dinsdag warmden we de meegenomen prak op, op woensdag haalden we nasi waarbij ik een eitje bakte en we aten dat op samen met de studenten Wim Kok, Adri van Heteren en Dirk Visser. Op donderdag kochten we wat bij de Hema en op vrijdag aten we weer thuis.”
Student Wallet hield zijn eerste preek in Alblasserdam: ’s morgens over Hosea 14:2-4 en ’s avonds over Matthéüs 7, over het huis op de rots en het huis op de zandgrond. Voordat de kandidaat daadwerkelijk beroepbaar was, had een gemeente hem eigenlijk al gevraagd. „Ik dacht dat ik daarheen moest. Toen kwamen er nog dertien. Dat was allemaal niet meer nodig, vond ik. In mijn studententijd riep ik dat het eerste beroep van de Heere was en dat je dat dus aanneemt. Maar ik kreeg zelf geen vrijmoedigheid dat eerste beroep ook aan te nemen. Het laatste beroep was van Ouderkerk aan de Amstel. Die gemeente was al negentien jaar vacant. Ze had uit moedeloosheid besloten niet meer te beroepen. Ds. J. Westerink had haar daarop aangesproken. Toen beriep ze alsnog mij. We hadden in die tijd net een paar maanden verkering. Tegen m’n verloofde zei ik dat ze niet mee hoefde voor het gesprek. Het zou toch niets worden. Maar in het gesprek sprak een ouderling me aan met de tekst waarmee ik geroepen ben. Dat sloeg in. Ik ben naar huis gegaan en heb gezegd: „We moeten naar Ouderkerk.”
Later hoorde de jonge predikant dat een broeder uit Drogeham, waar hij ook beroepen was, eerst had gebeden of hij naar Drogeham mocht komen. „Maar toen kreeg hij Ouderkerk op zijn hart gebonden, waarop zijn gebed een wending kreeg.”
Ds. Wallets tweede gemeente was Sliedrecht. „Ik moest steeds overgebogen worden naar de gemeenten die ik diende. Ik heb ook in Sliedrecht met veel zegen mogen staan, door Gods genade.” Daarna volgde „een goede tijd in Leerdam.” Twee jaar geleden vertrok ds. Wallet naar Naarden.
Het pastoraat heeft zijn hart. „Ik houd van de mensen.” Op zondagavond overdenkt hij vaak al de stof voor de preek van de volgende zondag. Op maandag is hij er in ieder geval al mee bezig. „De tekst, het bijbelgedeelte, moet al mediterend overwogen worden, een preek moet rijpen”, licht hij toe. „Op zaterdagavond ben ik nooit meer bezig in de studeerkamer. Dan hoort een vader in zijn gezin.”
Als jeugddeputaat diende ds. Wallet zijn kerken vele jaren. Hij stond, „met broeder Joris Prins uit Veenendaal” ook aan de wieg van het zogenaamde pinksterappèl. De laatstgehouden synode woonde hij een week als secundus bij. „Ik heb het daar goed gehad.”
Ds. Wallet geeft nog een keer nadrukkelijk aan waar het een dienaar van Gods Woord om te doen moet zijn: „Beloftenprediking. Een appellerend woord. Ware bevinding. Daar gaat het om.”