Evangeliserend
Romeinen 1:16
„Eerst de Jood...” Als deze zaak nu echt op zijn juiste waarde geschat in uw belangstelling delen mag, dan zullen uw eigen zielen, ja onze gehele kerk, daardoor mede genezen worden. Naar waarheid is door iemand die in ruime mate in uw liefde deelt en zich nu op reis naar Indië bevindt (1839, red.), opgemerkt dat onze kerk, als zij met goede gronden op Gods zegen zal kunnen hopen, niet slechts een evangelische kerk maar ook een evangeliserende kerk moet zijn. Het is niet voldoende dat zij zelf het goddelijk licht bezit. Zij moet het ook rondom zich verspreiden, als zij langer de huisbezorgster Gods zijn zal. Voorzeker is het mij vergund bij deze treffende verklaring nog dit toe te voegen dat wij niet slechts moeten trachten te evangeliseren, maar op zo’n wijze te evangeliseren als God het ons bevolen heeft, door niet alleen het licht alom te verspreiden, maar in de eerste plaats de Jood daarin te laten delen. Dan zal het werk Gods in deze tijd meer met kracht worden geopenbaard. De Geest zal over ons ganse land worden uitgestort, zoals over Kilsyth onlangs is gebeurd (1839). Uit al onze kerkgebouwen zullen haat en partijschap gebannen worden, de twist en de afgunst zullen in een welluidend loflied veranderd worden en onze eigen zielen zullen worden als een wél besproeide hof.
Robert Murray M’Cheyne, predikant te Schotland (”Het leven en de nagelaten geschriften”, door Andrew Bonar, 1856)