Escher liet zich inspireren door islamitische kunst
Bijna iedereen kent Escher. Maar wat zijn inspiratiebronnen waren, weet vrijwel niemand. Toch was hij daar zelf open over: heel wat van zijn duizelig makende werk had nooit het licht kunnen zien zonder de islamitische kunst.
Locatie: het Alhambra, het beroemde 14e-eeuwse Moorse paleiscomplex in Granada, Spanje. Periode: april 1936. Minutieus neemt de Nederlandse kunstenaar Escher de patronen van de tegels in zich op. Het is de tweede keer dat hij het hoogtepunt van de islamitische architectuur in Europa bezoekt, en hij is niet van plan om te vertrekken zonder grondig studie te maken van de onnavolgbare lijnen die overal in het oude paleis te zien zijn.
Het is niet de eerste keer dat Escher kennis maakt met zuidelijke en oosterse kunstinvloeden. Eerder al woonde hij jarenlang in Italië. Niet de vele kunst uit de Renaissance en de Barok boeide hem daar, maar de Moorse invloeden.
Maar wie échte Moorse kunst wil zien, kon niet in Italië blijven. Spanje heeft een geschiedenis van zo’n acht eeuwen islamitische overheersing, wat grootse architectuur heeft opgeleverd. Voor het eerst reisde Escher al in 1922 naar Andalusië, in het zuiden van Spanje. Eenmaal daar vielen de schellen van zijn ogen, zegt hij daar zelf over. „Het was wonderlijk Oosters”, schrijft hij in een brief na zijn eerste bezoek aan het Alhambra. „Grote waardigheid” en „eenvoudige schoonheid” komen in het monumentale bouwwerk samen.
Draaikolken
Escher ziet in het lijnenspel in het Alhambra oneindig terugkerende motieven, alsof ze de eeuwigheid willen omvatten. Ook in zijn werk zullen oneindigheid en eeuwigheid steeds weer aanwezig zijn, zo blijkt op twee tentoonstellingen die nu aandacht hebben voor de islamitische inspiratie van Escher. Ze vormen zelfs de hoofdthema’s van Escher, zegt conservator Micky Piller van het Haagse museum Escher in het Paleis. „Als íéts zich daarvoor leent, zijn het die oneindige vlakvullingen wel.” Piller wijst op de „cirkellimieten” van Escher; ronde prenten waarin de figuren naar de rand of naar het midden kleiner en kleiner worden. „En denk ook aan draaikolken en bolspiralen, die Escher vaak gebruikte. Hij probeerde een vorm voor de oneindigheid te vinden.”
Dat klinkt religieus. De gedachte dat hier een toegewijd christen bezig is, wordt nog versterkt doordat Escher aangaf erg gecharmeerd te zijn van schrijvers als Tolkien, met zijn nadruk op een goede en een slechte wereld. „Ik probeer in mijn prenten ervan te getuigen dat wij leven in een schone, geordende wereld en niet in een normeloze chaos”, schreef hij zelf over zijn werk.
Toch ligt de werkelijkheid op z’n minst genuanceerder. „Escher komt uit een remonstrants milieu en werd heel vrij opgevoed”, zegt Piller. „Hij had vrienden in de theosofie en vond het simpelweg normaal om over thema’s als oneindigheid na te denken.” Lachend: „Als mensen hem vroegen of hij religieus geïnspireerd was, zei hij: Tsja, als u het er in wilt zien kan dat hoor.”
Onverholen plezier
Escher lijkt, onder de oppervlakte, vooral een lichtvoetige bedoeling met zijn soms bijna hallucinerende werk te hebben. „Ik kan het niet laten om met onze onomstotelijke zekerheden te sollen”, schrijft hij zelf met nauwelijks verholen genoegen. „Het is bijvoorbeeld een plezier (…) om met de zwaartekracht de draak te steken.”
Ook in het Tropenmuseum in Amsterdam, dat tegelijk met Escher in het Paleis een tentoonstelling wijdt aan de islamitische inspiratie van de kunstenaar, blijkt dat onverholen plezier dat Escher gehad moet hebben toen hij zijn kunst maakte.
Het Tropenmuseum laat bovendien verbluffende parallellen zien tussen Escher en de islamitische kunst. Neem een tegel van aardewerk in het Tropenmuseum. De tegel, kunstig bewerkt met blauw glazuur, stamt uit het Iran van de 15e eeuw. Het is ondenkbaar dat Escher deze tegel zelf gezien heeft: verder dan Spanje kwam hij nooit in zijn zoektocht naar islamitische kunst.
Toch maakte hij in 1958 zijn werk ”Levensweg I”, dat uitgaat van precies dezelfde patronen. Op dat werk zitten roggen elkaar met priemende ogen achterna, terwijl ze naar het centrum toe in een bodemloze draaikolk lijken te verdwijnen. Beide werken zijn voor het oog verschillend terwijl ze toch veel op elkaar lijken.
Het was ook helemaal niet nodig dat Escher deze kunst met eigen ogen had gezien, betoogt conservator Mirjam Shatanawi van het Tropenmuseum. „Uit onderzoek blijkt dat er niet meer dan zeventien mogelijke basispatronen zijn voor een vlakvulling. De islamitische kunstenaars en Escher hebben die ontdekt.”
Hagedissen
Overigens begreep Escher naar eigen zeggen niets van wiskundige teksten – maar de patronen zélf begreep hij terdege. Het bijzondere van zijn ontwerpen is dat hij niet bleef steken bij de patronen –zoals meestal het geval is in de islamitische kunst– maar dat hij de patronen omwerkte tot kevers, hagedissen, duiven en een serie andere figuren, die soms zelfs gaandeweg van vorm veranderen zodat een vis een eend wordt en andersom.
Zo ver zijn islamitische kunstenaars niet vaak gegaan, mogelijk omdat er in de islamitische cultuur officieel een beeldverbod is. Aan de andere kant kan dat nooit de hele verklaring zijn; de islamitische kunst waar het om gaat floreerde juist in een niet-religieuze context (zie kader: Islamitische kunst?). Er zijn genoeg afbeeldingen te vinden uit de islamitische wereld die wél figuratief zijn, tot afbeeldingen van Mohammed aan toe.
Beeldverbod
Dieperliggend is de vraag hoe het kan dat juist islamitische kunst deze vormen biedt. Waarom zijn er bijvoorbeeld in de christelijke kunst van de afgelopen 2000 jaar nauwelijks equivalenten te vinden?
Wellicht heeft het eerder genoemde islamitische beeldverbod mede de weg gebaand om op andere dan figuratieve wijze aan de slag te gaan met thema’s als onmetelijkheid en eeuwigheid. Christelijke kunstenaars hadden genoeg andere mogelijkheden en zouden hun inspiratie daarom veel minder snel zoeken in oneindig herhaalde patronen.
Daar komt nog bij dat de islamitische wereld lange tijd een hoog wetenschappelijk niveau kende, zegt conservator Shatanawi. „Om deze figuren te kunnen maken, moet je op het gebied van de wiskunde behoorlijk onderlegd zijn.”
Video’s bij de kunstwerken in het Tropenmuseum onderstrepen dat. Ze laten stap voor stap de onderliggende wiskundige patronen zien die ten grondslag liggen aan de getoonde werken van Escher én van die uit de islamitische geschiedenis, waardoor het kan dat een Iraanse tegel uit de 15e eeuw sprekend lijkt op een lichtvoetig werk met roggen van Escher uit 1958. Twee gescheiden werelden blijken in de wiskunde toch één te zijn.
De tentoonstellingen over Escher en de islam in het Tropenmuseum (Amsterdam) en in museum Escher in het Paleis (Den Haag) zijn te zien tot 3 november 2013. Wie beide musea bezoekt, krijgt korting.
Perfect passend
Maurits Cornelis Escher (1898-1972) is een Nederlandse grafisch kunstenaar, geboren in een remonstrants gezin in Leeuwarden. Hij kreeg wereldwijd bekendheid door zijn prenten met optische illusies, zoals een naar boven kronkelende watergang die uitmondt in een waterval, terwijl het water zich in werkelijkheid op hetzelfde niveau houdt.
Naast die optische illusies werd Escher bekend om zijn regelmatige vlakvullingen, waarbij een prent compleet is gevuld met figuren die perfect in elkaar passen. Het zijn met name die vlakvullingen waarvoor hij zich liet inspireren door de islamitische kunst.
Islamitische kunst?
Het begrip islamitische kunst dateert uit het Europa van de negentiende eeuw, toen wetenschappers op een heel andere manier naar de Oriënt keken dan tegenwoordig. De aanduiding is verwarrend, omdat deze kunst alle cultuuruitingen uit islamitische gebieden omvat. Daardoor lijkt het alsof alle kunst uit die gebieden te herleiden is tot de islam, terwijl dat lang niet altijd het geval is. Zo heeft het Tropenmuseum tal van voorwerpen uit de islamitische wereld –zoals juwelenkistjes of plafonddecoraties– die puur voor het gebruik of de esthetiek ontworpen zijn.