Aantal kinderen per Nederlandse vrouw relatief hoog in Europa
Het aantal geboorten in Nederland is met 172.000 per jaar net zo laag als in de eerste helft van de jaren tachtig, becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vorige maand. In 2011 had de Nederlandse vrouw gemiddeld 1,8 kinderen. Hoe is de situatie in andere lidstaten van de Europese Unie?
Het gemiddeld aantal kinderen per vrouw in de EU-lidstaten is 1,6. Ierland (2,1) en Frankrijk (2,0) hebben de hoogste vruchtbaarheid.
De Europese vruchtbaarheid ligt sinds het midden van de jaren zeventig beneden het zogeheten vervangingsniveau van 2,1 kinderen per vrouw, dat nodig is om de huidige generaties mannen en vrouwen volledig te vervangen. Dat leidt tot vergrijzing en op termijn tot een krimp van de bevolkingsomvang.
In alle EU-landen is de vruchtbaarheid sinds 1960 gedaald. Rond 1985 is ze in de Scandinavische en West-Europese landen weer gaan stijgen of stabiel gebleven. De oorzaak daarvan is dat het fenomeen dat vrouwen het krijgen van hun eerste kindje uitstellen op zijn einde loopt. In landen waar moeders pas op latere leeftijd hun eerste kind krijgen, is de vruchtbaarheid nog relatief laag.
De cijfers hangen vaak samen met sociaaleconomische omstandigheden in een land. Opvallend is een piek in het vruchtbaarheidscijfer in Zweden in 1990, gevolgd door een dieptepunt in 1999. De piek valt samen met ruimere regels rond ouderschapsverlof. Na een paar jaar werden die teruggedraaid, omdat ze te duur bleken.
„Kind krijgen is te commercieel gemaakt”
Als het vertrouwen in de economie afneemt, worden niet alleen grote aankopen uitgesteld, maar ook demografische beslissingen zoals trouwen of kinderen krijgen, schreef dr. J. de Beer van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) eind vorig jaar in een artikel in het CBS-magazine.
„Omgekeerd geldt dat bij optimisme over de toekomst eerder beslissingen worden genomen over trouwen en kinderen krijgen. Het effect van de economie zal in de meeste gevallen beperkt zijn. Los van de economische situatie kan een vrouw beslissen om alsnog kinderen te krijgen, omdat de grens nadert waarboven de risico’s rond het krijgen van kinderen toenemen.”
Wie de beslissing om te trouwen heeft uitgesteld in economisch sombere tijden zal alsnog trouwen als de toekomst er rooskleurig uitziet, stelt De Beer. „Na regen komt zonneschijn. Maar dit geldt niet voor iedereen: op de lange termijn daalt het huwelijkspercentage. Ook bij het krijgen van kinderen is het mogelijk dat van uitstel afstel komt, bijvoorbeeld omdat een relatie inmiddels ontbonden is, of doordat kinderen minder goed met een carrière zijn te combineren.”
Nell Coumans (61), moeder van acht kinderen en voorzitter van de Vereniging Groot Gezin, vindt dat het krijgen van kinderen veel te commercieel is gemaakt. „Een kind hoeft niet op vijf clubs te zitten. Eentje is ook genoeg. En soms is het beter helemaal geen lid te zijn van een club.”
Geluk voor een kind is volgens Coumans ook niet afhankelijk van hoe ver de ouders op vakantie gaan. „Ik vergeet nooit dat een juf op school de eerste dag na de vakantie een wereldkaart ophing. Het kind dat het verst weg was geweest, mocht zijn verhaal doen. Het kind dat niet was weggeweest, kwam simpelweg niet aan het woord.
Wij hebben als gezin nooit de behoefte gehad om met een volgepakte auto naar Frankrijk te karren om erbij te horen. Onze kinderen, van wie er nu nog drie thuis wonen, hadden het thuis in de vakantie altijd prima naar hun zin. De buurt hadden ze zo’n beetje voor zich alleen, omdat de goegemeente op vakantie ging.”
Coumans benadrukt echter dat de huidige economische omstandigheden voor gezinnen zwaar kunnen zijn. „Als je baan op de tocht staat en allerlei kindregelingen worden versoberd, kan het erg moeilijk zijn om rond te komen. Creatief met geld omgaan is erg belangrijk. Toen ik jonge moeder was, kon ik nog de keuze maken om te blijven werken of me op het moederschap te richten. Jonge gezinnen van nu hebben die keuze vaak niet meer.”
De Nijmeegse moeder van acht kinderen geniet nog steeds van een groot gezin. „Broers en zussen helpen elkaar bij verhuizen, bij computerproblemen en bij allerlei andere klusjes. Als ze met verjaardagen of op andere momenten thuiskomen, is het altijd weer een gezellige boel. Ze doen alles samen. Van jongs af aan hebben ze geleerd om niet alleen naar zichzelf te kijken, maar naar elkaar om te zien.”
„In Zweden kun je verdienen aan kinderen”
Juli 2013. In het straatbeeld van de Zuid-Zweedse stad Västervik valt één ding vooral op: er zijn veel gezinnen te zien met minimaal drie, maar soms ook vijf kinderen. De lokale gids lacht ietwat besmuikt als hem wordt gevraagd waarom de Zweedse gezinnen over het algemeen toch iets groter lijken dan die in Nederland. Zijn antwoord: „In Zweden kun je verdienen aan kinderen.”
Volgens gegevens van de Europese Commissie heeft een zwangere vrouw in Zweden recht op een zwangerschapstoelage als ze een zwaar beroep heeft dat ze door haar zwangerschap niet meer kan uitoefenen en wanneer haar werkgever haar geen andere, lichtere taak kan geven. Vrouwen die werk doen dat verboden is voor zwangere vrouwen en geen vervangend werk kunnen krijgen, hebben ook recht op een zwangerschapstoelage.
De ouderschapstoelage is een vergoeding die aan ouders wordt toegekend bij de geboorte of adoptie van een kind. De ouderschapstoelage van minimaal 21 euro per dag wordt bij de geboorte van een kind uitgekeerd voor in totaal 480 dagen. Vaders hebben bovendien recht op tien extra dagen toelage per kind bij de geboorte of adoptie van een kind.
Verder kent Zweden zogeheten gezinstoelagen, zoals kinderbijslag. Die wordt uitgekeerd vanaf de maand waarin het kind geboren is tot en met het kwartaal waarin het kind 16 jaar wordt. De kinderbijslag bedraagt ongeveer 120 euro per maand. De uitkering van de kinderbijslag kan worden verlengd als het kind al 16 jaar is, mits het kind nog steeds middelbaar onderwijs of vergelijkbaar onderwijs volgt. De kinderbijslag wordt in dat geval uitgekeerd tot de maand waarin het kind de school verlaat.
Gezinnen met twee of meer kinderen krijgen automatisch de zogeheten aanvulling voor grote gezinnen. Schoolgaande en studerende kinderen van 16 jaar en ouder waarvan de studie recht geeft op een verlengde kinderbijslag of studietoelage, kunnen onder bepaalde voorwaarden nog tot de kinderen worden gerekend. De toelage voor grote gezinnen wordt ten hoogste betaald tot en met het tweede kwartaal van het jaar waarin de scholier of student 20 jaar wordt.
Het bedrag is afhankelijk van hoeveel kinderen het gezin al heeft. Bij het tweede kind is het bedrag zo’n 17 euro per maand. Dat kan bij vijf kinderen oplopen tot 143 euro per maand.
Daarnaast kent Zweden een huisvestingstoelage voor thuiswonende kinderen die met drie of meer thuiswonende kinderen kan oplopen tot zo’n 270 euro per maand.
België
In totaal stijgt het gemiddeld aantal kinderen per vrouw in België van 1,7 in 2000 naar 1,9 voor de jaren 2006 tot 2008, een stuk boven het Europese gemiddelde. In 2011 stond de teller op 1,8. Tussen 2000 en 2011 steeg het aantal kinderen per vrouw met 6 procent.
Duitsland
In Duitsland kregen vrouwen in 2000 1,4 kinderen, in 2006 1,3 en in 2011 1,4 – ver onder het Europese gemiddelde. Tussen 2000 en 2011 bleef het aantal kinderen per vrouw gelijk. De Duitse regering geeft honderden miljoenen euro’s uit om mensen te stimuleren meer kinderen te krijgen en de bevolkingskrimp af te zwakken.
Luxemburg
In Luxemburg kregen vrouwen dertien jaar geleden nog 1,7 kinderen, net zo veel als Nederlandse vrouwen nu. Dat aantal zakte in 2011 naar 1,5, een daling van niet minder dan 12 procent.
Frankrijk
Na de Ierse vrouwen krijgen Franse vrouwen de meeste kinderen. In 2000 kreeg een Franse vrouw 1,9 kinderen. In 2011 lag dat aantal op 2, een stijging van ruim 5 procent.
Groot-Brittannië
In Groot-Brittannië is het gemiddeld aantal kinderen per vrouw stormachtig gegroeid. Was dat aantal in 2000 nog niet meer dan 1,6, in 2011 was het 1,9. Een stijging van bijna een vijfde.
Spanje
De Spaanse vrouw heeft gemiddeld 1,4 kinderen. Vergeleken met 2000 een toename van 17 procent.
Denemarken
Het aantal kinderen per vrouw in Denemarken is stabiel en zweeft door de jaren heen –net als in Nederland– rond de 1,8, met een uitschieter in 2008 (1,9).
Zweden
In Zweden is het gemiddeld aantal kinderen per vrouw sinds 2000 flink gegroeid. Kregen de vrouwen in het Scandinavische land in 2000 nog 1,5 kinderen, tegenwoordig ligt dat aantal rond de 1,9. Dat is een toename van 27 procent.
Finland
Vrouwen in Finland kregen in 2000 1,7 kinderen. Elf jaar later is dat 1,8, een groei van bijna 6 procent.
Ierland
Ierland is koploper in de Europese Unie. Sinds 2000 is het aantal kinderen per vrouw in Ierland met 11 procent gegroeid tot 2,1.
Italië
In Italië is het aantal kinderen per vrouw sinds 2000 met gemiddeld 8 procent gegroeid tot 1,4, nog steeds een stuk onder het gemiddelde van 1,6 in de Europese Unie.
Portugal
Vrouwen in Portugal hadden in 2000 nog 1,6 kinderen. Elf jaar later was dat 1,4, een afname van 13 procent.
Polen
In Polen zakte het aantal kinderen per vrouw van 1,4 naar 1,3, een afname van 7 procent.
Hongarije
Ook in Hongarije daalde het aantal kinderen per vrouw met 8 procent tot 1,2.
Slowakije
Tussen 2000 en 2011 steeg het aantal kinderen per Slowaakse vrouw van 1,3 naar 1,5, een toename van 15 procent.
Slovenië
Ook in Slovenië is een flinke stijging in het aantal kinderen per vrouw zichtbaar: van 1,3 naar 1,6, een groei van 23 procent.
Oostenrijk
Oostenrijkse vrouwen kregen tussen 2000 en 2011 gemiddeld 1,4 kinderen. Het cijfer is stabiel, maar ligt een stuk onder het Europese gemiddelde.