Avondmaalsgangers
HC, zondag 30
Wie dus aan het avondmaal behoren te gaan, wordt ons in deze vraag van de catechismus geleerd. Van deze wettige gasten worden drie dingen vereist: een kennis en leedwezen over de zonden, een vertrouwen op Gods barmhartigheid, door en om Christus’ wil, en een streven naar boetvaardigheid en nieuwe gehoorzaamheid.
In deze drie stukken bestaat het oprechte beproeven, waar Paulus over spreekt in 1 Kor. 11: 28: „Maar de mens beproeve zichzelven en ete alzo van het brood.” Want zichzelf beproeven is onderzoeken of gij ook geloof en boetvaardigheid hebt, zoals er in 2 Kor. 13:5 geschreven staat: „Onderzoekt uzelven of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is?” Het leedwezen wordt gevoeld in het hart. Het vertrouwen wordt gekend aan de gerustheid van het geweten (Rom. 5:1 en 5) en een ernstig voornemen om God te gehoorzamen. Om die reden mogen kleine kinderen niet aan het avondmaal, omdat deze dingen er metterdaad bij hen niet zijn. Zij kunnen zichzelf niet beproeven, noch de dood des Heeren verkondigen.
Zacharias Ursinus,
hoogleraar in Heidelberg
(”Schatboek Heidelbergse Catechismus”, 1657)
De Heidelbergse Catechismus bestaat 450 jaar. De meditatie komt iedere zaterdag uit het ”Schatboek”, een verklaring van de catechismus.