NIW: Zaak „mishandelde” ‘rabbijn’ Josef Antebi naar OM
AMSTERDAM. De zaak van de Amsterdamse ‘rabbijn’ Josef Antebi, die onlangs naar eigen zeggen zou zijn aangevallen door een Israëlhater, wordt momenteel beoordeeld door het openbaar ministerie.
Dat meldt het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) in het jongste nummer.
Antebi („vertegenwoordiger Neturei Karta Nederland”, zoals hij zichzelf noemt) zou op zondag 23 juni op de Stadionweg zijn verrast „door een man die uit een auto sprong”, zo liet hij de dag erop in een persbericht aan de media weten. „Deze man schold hem uit in grove en niet mis te verstane bewoordingen ten aanzien van zijn joods-zijn en het jodendom. Hij schopte rabbi Josef in zijn buik en borst totdat de adem hem verging. Hij sloeg hem in zijn nek. En toen rabbi Josef weerloos was, spuugde hij hem in het gezicht. De rabbi werd per ambulance naar de spoedeisende hulp van het VU gebracht voor behandeling. Daar werd hij bezocht en getroost door Pinchas Leibish Padwa, de opperrabbijn van Amsterdam.”
Het bericht verspreidde zich snel. Al snel daarna rezen er echter vragen, juist ook vanuit Joodse hoek (onder andere het CIDI). Antebi zou een verwarde fantast zijn, een oplichter – en zeker geen rabbijn.
Het NIW onderzocht de zaak vervolgens. Het blad, dat verschijnt binnen de Joodse gemeenschap, sprak onder anderen met Antebi zelf en met een ooggetuige, die aangaf: „Die rabbijn heeft het volgens mij ook een beetje uitgelokt. (…) Ik heb geen bloed gezien. Het viel allemaal wel mee, en die rabbijn liep de volgende dag weer gewoon door de straat.”
Een politiewoordvoerder verklaart in het NIW dat alles wijst op „een twist die is ontstaan over het rijgedrag van de verdachte. Hij heeft bekend een trap te hebben uitgedeeld. Maar hij ontkent ten stelligste te hebben gediscrimineerd of te hebben gespuugd. De zaak wordt nu beoordeeld door het OM.”
Het NIW vroeg Antebi ook naar zijn positie als rabbijn. „Eventjes is Josef Antebi stil. „Rabbijn is een eretitel. Ik leef volgens de Joodse wetten en mijn aanhangers noemen mij rabbijn.” Wie die aanhangers zijn, daar kan hij niks over zeggen. „Anders kunnen ze gevaar lopen.””