Mannenmiddag ’t Loo: De enige troost komt van Gods kant
OLDEBROEK. De mens leeft in een knagende onrust en zoekt naar troost. Hij zoekt naar alles wat enig soelaas kan bieden. Maar zonder de Heere is het leven zonder troost. Met de Heere is er troost, zowel in leven als in sterven.
Dat zei ds. J. A. C. Olie dinsdag op de jaarlijkse mannenmiddag in ’t Loo (gemeente Oldebroek). De bijeenkomst werd georganiseerd door de streek Nunspeet van de hervormde mannenverenigingen op gereformeerde grondslag. In de hervormde Maranathakerk in ’t Loo sprak ds. Olie, hervormd predikant te Genemuiden, over de troost die nodig is in leven en sterven. Ds. W. Pieters, hersteld hervormd predikant te Garderen, sprak over de ontvangen troost.
„Een mens heeft kennelijk troost nodig. Raakt dit niet de vraag naar het doel van ons bestaan op aarde?” zei ds. Olie. Dat een mens troost nodig heeft, veronderstelt dat er iets niet goed is. Er is iets verloren gegaan. De Bijbels schetst ons het beeld dat jood en heiden onder het oordeel van God liggen.
„Dat troosteloze beeld van de mens schetst ook Romeinen 3”, aldus ds. Olie. „De mens leeft in knagende onrust en zoekt naar troost. Hij wil alles hebben en liefst nu, zingt de mens in een bekende popsong. Hij zoekt nog wel naar vage religiositeit, maar die biedt niet de enige troost in leven en in sterven waarvan de Heidelbergse Catechismus spreekt.”
Sinds de tijd van Romeinen 3 is er niet veel veranderd, zei ds. Olie. „Daarom gaan we overal troost in zoeken, maar het echte probleem wordt daar niet mee opgelost. De ware troost ligt buiten onszelf. Die komt van Gods kant. Dat is eeuwig blijvende troost”, aldus de Genemuider predikant.
Eigendom
Die blijvende troost moet niet alleen worden begeerd, maar moet ook worden ontvangen”, zei ds. Pieters. De Heidelbergse Catechismus spreekt volgens de predikant uit Garderen niet over wat de enige troost zou moeten zijn, maar wat onze enige troost is. „De catechisant in Heidelberg mocht daarop antwoorden dat hij het eigendom van Christus is, Die hem uit alle heerschappij van de duivel verlost heeft. En ook dat geen haar van zijn hoofd vallen zou, zonder de wil van zijn hemelse Vader, en dat alles tot zijn zaligheid moet dienen.”
De catechisant zegt dan dat hij door de Heilige Geest verzekerd is van het eeuwig leven en dat hij van harte bereid gemaakt is om voortaan voor Hem te leven. „Zo dachten de opstellers van de Heidelbergse Catechismus over de jeugd van de gemeente”, aldus ds. Pieters.
Over die troost spreekt ook Jesaja in zijn hoofdstuk 40. Volgens Hellenbroek is dat een troost voor heel het volk. Die troost was niet gereserveerd voor een deel van het volk. Ze was ook voor goddelozen.
„In de aanbieding van de prediking wordt aan het hele volk verkondigd dat God een troostend God is. Vanuit de aanbieding komt echter de vraag of wij die troost ook hebben aangenomen”, aldus de predikant. „Die troost is er voor mij, maar is het ook ván mij? Is die troost uw eigendom?
Ds. Pieters wil de spanning van deze vraagstelling niet weghalen. „Laten wij met Simeon de vertroosting Israëls verwachten en bidden: Heere, wees Gij mijn troost.”