Wandelen langs „vastberaden kerken” in Amsterdam
AMSTERDAM. De Papegaai, Het Lam, Geloof, Hoop en Liefde. Kerken in de hoofdstad hebben bijnamen. Een rondgang langs „vastberaden” Amsterdamse kerken tijdens de Kerkennacht zaterdagavond.
In de Oude Lutherse Kerk op de hoek van het Singel en het Spui klinkt muziek. „Geef mij ogen van een kind”, zingt een koor. Architect –of, zoals hij zelf schrijft: architekt– Kees Voordouw leidt een groep van zo’n twintig mensen rond in het kader van de Kerkennacht. Het thema van zijn wandeling is ”Vastberaden”, genoemd naar een van de kruisen in het Amsterdamse stadswapen: Heldhaftig, Vastberaden, Barmhartig.
Ooit was de Oude Lutherse Kerk een schuilkerk, vertelt Voordouw. De evangelisch-lutherse gemeente kocht begin zeventiende eeuw zeven panden naast elkaar en hield daar kerk. Deze schuilkerk was een publiek geheim. Na enkele decennia kreeg de gemeente van de burgemeesters het recht om de huizen af te breken en op dezelfde plaats een kerk te bouwen. Zonder toren. Omdat de luthersen alle ruimte wilden benutten, heeft de kerk een kronkelige vorm gekregen. De muren lopen precies langs de stoep en buigen mee met de bocht richting het Singel.
Vanbinnen heeft de kerk maar liefst twee galerijen. „Let eens op de zuilen”, wijst Voordouw. „Op de eerste galerij zijn ze Ionisch en op de tweede Dorisch. De Dorische zuilen hebben sobere vormen, de Ionische zijn meer versierd.”
Verder gaat het, een paar stappen maar. „Hier staat nu de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, maar vroeger bevond zich op deze plek de Sint-Catharinakerk, met de bijnaam Geloof, Hoop en Liefde. De kerk werd gesloopt in 1939.”
Je moet het net weten, maar aan de overkant van het water ligt de volgende kerk binnen deze 100 vierkante meter. Achter gevels van huizen verscholen bevindt zich de doopsgezinde vermaning. Bijnaam: Het Lam. Door een lange gang gaat het. Een bocht om. Naar rechts. En ineens staan de Kerkennachtwandelaars in een kerkzaal met net zulke galerijen als in het pand aan de andere kant van het water.
In 1608 werd deze vermaning in gebruik genomen. En nog steeds komen de doopsgezinden hier iedere zondag samen. „De klapstoelen in de kerk werden vroeger verhuurd voor een stuiver”, vertelt Voordouw. „Belangrijke heren zaten in de hoge banken opzij, zodat zij alles goed konden overzien.” En de zuilen van de galerij? Die zijn Toscaans, ze zijn helemaal glad.
Net niet meer binnen de genoemde vierkante meters, maar slechts enkele stappen verder ligt, langs de gracht, de Krijtberg. Het is bepaald geen schuilkerk. Twee torens steken fier de lucht in. Niet minder dan tien gotische vensters en vier paar eikenhouten deuren sieren de voorgevel. „Ook hier stond vroeger een schuilkerk, een rooms-katholieke. Maar in 1880 kreeg de parochie toestemming om een nieuwe kerk te bouwen. De torens waren een unicum, die zag je toen nog zelden op rooms-katholieke kerken.”
Vanbinnen heeft architect Alfred Tepe geen stukje muur kaal gelaten. Het interieur doet denken aan het Rijksmuseum, dat uit dezelfde periode stamt. „Een echt rooms-katholiek pronkstuk.”
Voor in het bedehuis klinkt gezang. Een donkere mannenstem zingt Psalm 42. „Mijn ziel dorst van verlangen in een troosteloos land zonder water.” De ongeveer veertig aanwezigen horen het stil aan.
Lang kan de groep hier niet blijven, want er is meer te zien. De Papegaai bijvoorbeeld, aan de Kalverstraat. Eigenlijk heet het pand de Petrus en Pauluskerk. „Ooit stond hier een woonhuis met een papegaai aan de gevel, vandaar die bijnaam.”
De map met informatie en anekdotes die Voordouw bij zich heeft, spreekt boekdelen. Hij kan er maar een klein deel uit voorlezen. Want de geschiedenis van zo veel Amsterdamse godshuizen is niet in één wandeling te vangen.