Slavernij: niet beginnen met relativeren
Op 1 juli 1863 klonken er 21 kanonschoten in Paramaribo: slaven werden vrije mensen. Als een van de laatste landen in Europa schafte Nederland de slavernij af. De Nederlandse regering betaalde een schadevergoeding van 300 gulden per slaaf aan de eigenaars, als compensatie voor verloren eigendom. De vrijmaking wordt elk jaar op 1 juli gevierd onder de naam Keti Koti – de ketenen verbroken. Over een kleine twee weken is het weer zover. Dit keer wordt Keti Koti een bijzondere viering: de vrijmaking zal dan 150 jaar geleden zijn.
De slavernij is waarschijnlijk de zwartste bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis. Nederlandse kerken hebben vorige week hun schuld uitgesproken over dit verleden. „Als kerken weten we ons deel van dit schuldig verleden en moeten we vaststellen dat theologie in bepaalde omstandigheden misbruikt is om de slavernij te rechtvaardigen”, aldus een verklaring van de Raad van Kerken. „Honderdduizenden mensen werden van huis en haard weggehaald en moesten een leven lang in gevangenschap verkeren, werden uitgebuit, kregen geen kans om in vrijheid van geloof, meningsuiting en arbeid hun leven invulling te geven. Velen stierven tijdens het transport. Miljoenen mensen werden slaaf gehouden.”
Sommigen hebben gesproken over een „zwarte holocaust.” Daarbij zijn vergelijkingen met de Holocaust in de Tweede Wereldoorlog getrokken. Wetenschappers schatten dat in 350 jaar tijd tussen de 11 en de 14 miljoen Afrikaanse slaven zijn verscheept en verkocht. Van hen werden er circa 600.000 mensen door de Nederlanders verhandeld. Niet alleen stierven miljoenen slaven onderweg –naar schatting 15 procent– en later op de plantages, er was ook een enorm ontwrichtend effect op de samenlevingen in Afrika.
Het blijkt heel moeilijk om neutraal over deze verschrikkelijke geschiedenis te schrijven. Het maakt immers nogal uit of je zelf slaafgemaakten onder je voorouders hebt gehad, dan wel of je nazaat bent van de kooplieden die de slaven ver- en mishandelden. En een wetenschapper zal andere feiten belichten dan een sociaal werker onder Surinamers.
Een relativist zegt: Afrikanen werkten zelf mee aan het verhandelen van hun volksgenoten. Slavernij is iets van alle tijden, het komt in het oude Azië voor, bij het volk Israël, bij de Romeinen. Er bestaat nog steeds mensenhandel. Trouwens, er waren ook goede slavenmeesters die hun mensen eerlijk behandelden.
Het zijn inderdaad allemaal feiten – de vraag is alleen of je in dit herdenkingsjaar dáár al te veel de nadruk op moet leggen. Vanuit een land waar daders vandaan komen, ben ik geneigd te zeggen: Kijk maar een beetje uit met het al te sterk relativeren van het slavernijverleden – zeker als je met nazaten van slaafgemaakten praat.
Passender lijkt mij om te erkennen dat de slavernij, zoals die eeuwenlang in Europa heeft bestaan, een groot, schrijnend onrecht is geweest. Een onrecht begaan ten opzichte van miljoenen medemensen, goedgepraat met theologische kunstgrepen (onder andere de vloek van Cham) en gestimuleerd door winstbejag. De Nederlandse welvaart is niet alleen door hard werken, maar juist ook door déze praktijken tot stand gekomen.
„Want de Heere heeft Sion uitverkoren”, staat geschreven in de kapel van het Nederlandse slavenfort Elmina in Ghana. Yosé Höhne-Sparborth (Basisbeweging) citeerde de tekst eerder dit jaar tijdens een bijeenkomst in Utrecht. „Het is zo’n belijdenis van: onze handel gaat goed, dus God is met ons. Hoe konden onze voorouders ooit tot die overtuiging komen? In een kapel boven de kelders waar de slaven soms maanden vastzaten totdat een schip uitvoer? Is dat geen godslastering?”
In de achttiende eeuw keerde ds. Bernardus Smijtegelt zich tegen deze mensenroof en „grove diverije.” „Is dat niet droevig”, zei hij, „daar hebben de Christenen eene negotie van gemaakt.” Smijtegelt zag in dat er niet alleen een slavernij van zonde bestaat, maar ook een zonde van slavernij.
Reageren? beeldenstorm@refdag.nl