Twee weten niet altijd meer dan één
Menige lezer zal bekend zijn met de avonturen van Asterix en Obelix, de stoere Galliërs met wie de Romeinen heel wat te stellen hadden. Een van hun avonturen beleven zij in Helvetië. Voor wie het niet weet of het inmiddels is vergeten, volgt een korte samenvatting.
Caesar heeft twijfels bij het uitgavenpatroon van de lokale prefect en stuurt ter inspectie een quaestor. De prefect is daar niet blij mee en tijdens een dinertje strooit hij wat gif in de beker om de lastpost uit de weg te ruimen. Dit bekomt de quaestor slecht en op een gegeven ogenblik ligt hij zieltogend in bed. De prefect laat vervolgens medische hulp aanrukken, niet één dokter, maar een heel peloton.
Een van zijn broeders in het kwaad vraagt hem of dat nu wel verstandig is, zo veel artsen. Zijn antwoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over: „Ik ken de artsen, als ze zich met velen tegelijk over een patiënt buigen, zijn ze dodelijker dan het meest werkzame gif.”
Het bijbehorende stripplaatje toont rond het bed van de quaestor een drom van kiftende geneesheren, die elk voor zich vinden dat hun behandelvoorstel onverwijld dient te worden gevolgd en dat de voorstellen van de anderen ronduit belachelijk zijn. Dat de quaestor toch herstelt, dankt hij niet aan de heren medici, maar aan een brouwseltje van de druïde Panoramix.
Dit verhaaltje vertel ik natuurlijk niet om toepassing van druïdenbrouwsels in plaats van reguliere medische hulp te bepleiten, maar om te illustreren dat twee lang niet altijd meer weten dan één, althans niet zodanig dat de patiënt er ook iets aan heeft.
Een modernere illustratie van deze omgekeerde relatie tussen het aantal betrokken deskundigen en een goede behandeling van de patiënt is de ziektegeschiedenis van de hoofdredacteur van een vooraanstaand medisch tijdschrift. De man kreeg op zeker moment slokdarmkanker. Gezien zijn positie was dat al snel breed bekend onder zijn collega’s. Hij werd overstelpt met allerlei ongetwijfeld goedbedoelde adviezen. Hiermee geconfronteerd schreef hij: „Een patiënt moet voor zijn begeleiding één dokter zoeken.”
Het kan geen kwaad om dit soort overwegingen te laten meewegen in de huidige discussie rond de second opinion. Wie de krant leest, zal het niet zijn ontgaan dat er een voorstel ligt om deze second opinion gedeeltelijk door de patiënt zelf te laten betalen, een gedachte die niet zonder meer door iedereen wordt omarmd.
Waarom wil iemand een second opinion? Is het twijfel aan de gestelde diagnose of onvrede met de voorgestelde behandeling? Uitgaande van de veronderstelling dat een second opinion een patiënt meer zekerheid geeft over de gestelde diagnose en de voorgestelde behandeling, is het begrijpelijk dat deze het recht op vergoeding hiervan niet zonder slag of stoot wil inleveren.
Toch wil ik de stelling verdedigen dat een second opinion vaak meer kwaad doet dan goed. Dat geldt in de eerste plaats de diagnose. Het stellen van een diagnose is geen zwart-witvraagstuk. Op grond van allerlei overwegingen kom je tot een afgewogen oordeel, en dat iemand met dezelfde gegevens soms tot een andere conclusie komt, is dan ook niet verwonderlijk.
Een klassiek voorbeeld op dit gebied is het vaak voorkomende probleem van rugpijn en afwijkingen op een röntgenfoto. Zijn deze afwijkingen de oorzaak van de klachten, of is het maar een samenloop van omstandigheden? En wat moet je als de ene dokter concludeert dat de patiënt lijdt aan een whiplash, terwijl de ander van mening is dat die kwaal helemaal niet bestaat?
De opmerking dat een second opinion in bijna 20 procent van de gevallen tot een andere diagnose leidt, is dan ook niet bijster interessant, zeker niet als die uit de koker van Best Doctors komt, een organisatie die second opinions regelt en derhalve een niet te loochenen financieel belang heeft bij bestendiging van de huidige situatie.
Een andere diagnose is dus niet altijd een betere. En voor de behandeling geldt hetzelfde. Het maken van een behandelingsplan is, zeker voor patiënten met kanker, een wikken en wegen tussen wat ideaal zou zijn en wat haalbaar is. Kan de patiënt de behandeling die volgens de huidige opvattingen het beste is wel verdragen, of moet er iets worden aangepast? Hierdoor kan het voorstel van het ene behandelteam verschillen van dat van een ander, zonder daardoor beter of slechter te zijn.
Zo is er bijvoorbeeld nog steeds een levendige discussie over de waarde van schedelbestraling bij de behandeling van uitzaaiingen van kanker naar de hersenen. Dit voorbeeld zou met vele andere zijn uit te breiden. Weegt een onzekere winst door de behandeling op tegen een niet te vermijden verlies van kwaliteit van leven?
Zonder nu direct te willen stellen dat de mogelijkheid van een second opinion de deur openzet naar een situatie zoals rond het ziekbed van de quaestor van Caesar, zijn er toch parallellen te constateren. Een second opinion die afwijkt van de eerste diagnose betekent dat de patiënt wordt geconfronteerd met verschillende opties zonder dat hij of zij de kennis heeft om tot een verantwoorde keuze te komen. Dit geeft verwarring en onzekerheid, wat zijn invloed kan hebben op de inzet waarmee de gekozen behandeling wordt ondergaan. Meestal is het zo dat een veelheid aan dokters niet baat maar schaadt, en dat was precies het probleem van de quaestor.
De auteur is hoogleraar klinische pathologie aan het UMC St Radboud te Nijmegen. Reageren? goedbekeken@refdag.nl