Prof. Graafland: God confronteert ons met gevolgen van ons eigen handelen
Hoewel hij naast economie ook theologie studeerde, voelt prof. Johan Graafland zich primair econoom-ethicus. Zijn bijzondere belangstelling gaat uit naar de relatie tussen economie en het christelijk geloof, ook in het duiden van de huidige crisis. „Je kunt niet zeggen dat God op bijzondere wijze ingreep. Hij confronteert ons met de gevolgen van ons eigen handelen.”
Al tijdens zijn studie economie raakte Johan Graafland geïnteresseerd in de ethische waarden achter het economisch handelen en de filosofische vooronderstellingen. Met name het mensbeeld. „Economen gaan ervan uit dat mensen in hun gedrag worden gemotiveerd door eigenbelang en onverzadigbaar zijn in hun behoeften.”
Hoe beoordeelt u deze veronderstelling?
„Die stemt maar ten dele overeen met de werkelijkheid en miskent de mogelijkheid van handelingen die aantoonbaar tegen het eigenbelang ingaan. In mijn colleges behandel ik naast de filosofische uitgangspunten de gangbare ethische theorieën. Vervolgens probeer ik van daaruit normatieve lijnen aan te geven. Waar zou het in de economie om moeten gaan? Ik laat studenten papers schrijven over actuele economische thema’s, die we vervolgens met elkaar bediscussiëren. Belangrijk is dat ze gaan zien dat bij economische plannen altijd allerlei morele waarden om de hoek komen kijken. Ook die behoor je systematisch te analyseren. Er zijn grenzen aan wat je zou moeten toestaan in het economisch verkeer.”
Waar hoort het volgens u in de economie om te gaan?
„Om het welzijn van de mens. Dat omvat veel meer dan economische groei. Veel uren maken levert meer salaris op, maar gaat ten koste van vrije tijd. Dus van je gezin, vrienden, de kerkelijke gemeente. Zinvolle vrije tijd heeft een hoge immateriële waarde. Zo zijn er veel voorbeelden te geven.
De 17e-eeuwse filosoof Bernard Mandevillle, die tot vandaag grote invloed heeft, ging ervan uit dat ondeugd de bron van algemeen welzijn is. Wanneer mensen deugdzaam worden, stort de economie in elkaar. In een aantal artikelen heb ik de stelling van Mandeville aangevochten. Een belangrijke voorwaarde voor economische groei is vertrouwen, gebaseerd op integriteit en respect voor anderen. Dat zijn wezenlijke randvoorwaarden. Je moet kritisch staan tegenover economische groei die op volledige acceptatie van ondeugden is gebaseerd.”
Zou de huidige economische crisis zijn voorkomen als we daar met z’n allen meer oog voor hadden gehad?
„Dan waren de kans op de crisis en de diepte van de crisis in ieder geval minder groot geweest. Zo zorgt de deugd van de matigheid ervoor dat je voorzichtig bent in het aangaan van schulden. Onverantwoord hoge hypotheken zijn een belangrijke oorzaak van de crisis. Vooral in Amerika is de schuldenlast de afgelopen twintig jaar enorm toegenomen, op alle niveaus. Dat maakt de economie heel kwetsbaar.”
Toont deze crisis het morele verval van de westerse samenleving, inclusief de christenheid?
„In een aantal opzichten kun je dat inderdaad zeggen. Sinds de jaren tachtig zie je een vorm van economische liberalisering die ten koste gaat van immateriële waarden. In Nederland wordt het belang van solidariteit en wederkerigheid nog altijd meer onderkend dan in Amerika, maar de grote internationale ondernemingen zijn onmiskenbaar opgeschoven richting het Amerikaanse model. Christelijke waarden zoals rechtvaardigheid en integriteit kwamen daardoor onder druk te staan. Bedrijven zoals Aegon zagen er geen been in om producten te slijten waarmee de consument puur werd misleid. De grootste schade van de crisis ligt in het feit dat mensen het vertrouwen in de financiële sector hebben verloren.
Terugblikkend kun je zeggen dat het Bijbelse spreken over geld de economie onvoldoende heeft doortrokken. Uit de Bijbel weten we dat geld een macht is die ons gemakkelijk op sleeptouw neemt. Dat besef is ook onder reformatorische christenen vrijwel verdwenen.”
In hoeverre komt dat door de vanzelfsprekende koppeling van materiële voorspoed aan zegen van God?
„Ik waardeer de hoge arbeidsmoraal binnen reformatorische kring, maar te weinig wordt gezien dat het in arbeid gaat om een dienst aan elkaar en aan de samenleving.
De zegen van God blijkt niet in de eerste plaats uit materiële voorspoed, maar uit welzijn. Kenmerk daarvan is dat we in staat zijn het materiële de plaats te geven die het behoort te hebben in ons leven. Dat heeft consequenties voor de manier waarop we onze arbeid verrichten en ons inkomen besteden. Naast de al genoemde deugd van matigheid mag van christenen de deugd van het rentmeesterschap worden verwacht. Deze eigenschappen komen onvoldoende tot uiting in het economisch handelen van reformatorische christenen.”
Ziet u deze crisis als een oordeel van God?
„Bij het beantwoorden van deze vraag moet je oppassen voor twee uitersten. Het ene uiterste is dat je tegenslag vanzelfsprekend beschouwt als een straf van God. Daar geeft de Bijbel geen aanleiding voor. Het andere uiterste is dat we ons dagelijks handelen en de uitkomst daarvan nooit verbinden met enigerlei handelen van God. Daarmee plaats je Hem buiten onze alledaagse werkelijkheid. Bij voor- en tegenspoed, op micro- en macroniveau, moet je op z’n minst de vraag stellen of die wellicht het gevolg zijn van een leven in strijd met Gods geboden. Deze crisis komt grotendeels voort uit het veronachtzamen van belangrijke ethische waarden.”
Het kwaad draagt de straf al in zich?
„Inderdaad. Je kunt niet zeggen dat God op bijzondere wijze ingreep. Hij confronteert ons met de gevolgen van ons eigen handelen.”
Zoals roekeloos rijden vroeg of laat tot een ongeluk leidt.
„Die parallel kun je trekken. God vraagt van ons dat we Zijn geboden in acht nemen. Wie dat niet doet, zal er de gevolgen van ondervinden, al kun je God niet van deze gevolgen buitensluiten. Híj heeft ons Zijn richtlijnen gegeven om naar te leven en Hij staat het toe dat ons een ongeluk overkomt als we er niet naar handelen.”
Hoe komt het dat de omgang met geld en goed in de reformatorische kerken vrijwel geen aandacht krijgt?
„De belangrijkste reden is mijns inziens de sterk verticale oriëntatie: de verhouding tussen God en mens. Het gaat om het geestelijke, het persoonlijk heil, het toekomende leven. Die mening deel ik, maar wel met de aanvulling dat God tegelijk van ons vraagt dat we hier en nu naar Zijn geboden leven. Dat heeft uiteindelijk ook voor ons geestelijk leven consequenties.
Een tweede reden is de visie op de gemeente. Zie je die als een gemeenschap van onbekeerden met enkele ware christenen ertussen, dan wordt het moeilijk om gemeenteleden op hun verantwoordelijkheid aan te spreken. Naar mijn mening moet je de hoorders zowel oproepen tot bekering als aanspreken op de noodzaak van levensheiliging. Uiteindelijk zijn beide het werk van God.
Een derde reden is het pessimistische mensbeeld. Ik sta van harte achter de belijdenis dat de mens geneigd is tot alle kwaad, maar wat minder achter de gedachte dat hij onbekwaam is tot enig goed. Vanuit Gods algemene genade kunnen wij wel degelijk moreel verantwoorde beslissingen nemen. Het pessimistische mensbeeld moet op een genuanceerdere manier verkondigd worden dan vaak gebeurt. Die eenzijdige verkondiging maakt het ons erg gemakkelijk om te volharden in een on-Bijbelse levensstijl.”
Wat verwacht u van predikanten in het licht van de economische crisis?
„Dat ze het Woord van God in al zijn facetten verkondigen. Als je ziet op hoeveel plaatsen de Bijbel spreekt over economische verhoudingen, is het niet te verdedigen dat je er op de kansel over zwijgt. Wanneer de Schrift en de gemeente je lief zijn, kun je dit element niet laten liggen. Ook over ons economisch handelen zullen we eens verantwoording moeten afleggen. In de tweede plaats dienen ze het goede voorbeeld te geven. Als ze zelf door de welvaart gegrepen zijn, zullen ze niet snel de gemeente ervoor waarschuwen.
Het zou goed zijn als predikanten met elkaar een visie op dit gebied ontwikkelden. Niet alleen bankdirecteuren, maar ook dominees kunnen verstrikt raken in een cultuur waar blinde vlekken ontstaan. Zij hebben een belangrijke taak in de toerusting van gemeenteleden voor het micro-economisch handelen. Als het om de macro-economie gaat, zie ik een duidelijke taak voor de christelijke politieke partijen en maatschappelijke organisaties. De toegenomen visie van de SGP en de RMU op dit terrein waardeer ik zeer.”
Heeft de crisis ook positieve kanten?
„De belangrijkste les van de crisis is dat we met al ons vernuft zeer afhankelijk blijven. De mens is kwetsbaar, niet alleen op microniveau maar ook in de systemen die hij creëert. Het vermogen om ons economische systeem te beheersen, is beperkt. Dat besef is onmiskenbaar toegenomen. Dat is winst.
Een tweede voordeel is dat de crisis de samenleving gevoeliger maakt voor het belang van waarden en normen. Opvallend is de wereldwijde belangstelling voor het boek ”De economie van goed en kwaad” van de Tsjechische filosoof Tomas Sedlacek. Het bijzondere van dit boek is dat de Bijbel uitgebreid aan bod komt. Sedlacek kent zowel het Oude als het Nieuwe Testament verrassend goed. Ik ben ervan overtuigd dat dit boek in een periode van hoogconjunctuur veel minder impact had gehad.
Een derde winstpunt is dat de crisis aan kerken de mogelijkheid biedt om praktisch getuigend bezig te zijn door diaconaal dienstbetoon. Daarmee wekken we bij buitenstaanders wellicht interesse voor de Bijbelse boodschap als geheel. Belangrijk is dan wel dat we de betekenis ervan tonen in onze eigen levenswandel.”
Dit is de slotaflevering van deze serie.
Econoom en theoloog
Als hoogleraar economie, onderneming en ethiek doceert prof. Johan Graafland aan Tilburg University filosofie van de economie (waaronder de ethiek van de markt) en bedrijfsethiek (waaronder maatschappelijk verantwoord ondernemen). Sinds 1 maart 2010 doet hij in opdracht van de Europese Unie onderzoek naar de factoren die bedrijven aanzetten tot maatschappelijk verantwoord ondernemen en de invloed daarvan op duurzaamheid. Als theoloog verrichtte Graafland onderzoek naar de relatie tussen christelijke ethiek en economie. Daarnaast is hij betrokken bij verschillende onderzoeken naar de invloed van het geloof op maatschappelijk verantwoord ondernemen.