Dat zei mr. M. J. W. Hoek woensdagavond tijdens een hoorzitting van de gemeente Gouda.

Hij sprak er namens de Goudse gereformeerde gemeente en gereformeerde gemeente in Nederland (Gerbrandyweg) en beschuldigde D66 en PvdA van „detailhandelpolitiek.” De twee partijen hebben een initiatiefvoorstel ingediend om de huidige twaalf koopzondagen per jaar los te laten en de vrijheid daarvoor bij de ondernemer te leggen. Daarmee lopen D66 en PvdA vooruit op een wetsvoorstel dat nog bij de Eerste Kamer ligt. Volgens de indieners maken meer koopzondagen de lokale economie aantrekkelijker, is het toerisme in de stad ermee gediend en wordt de wens van de bevolking vervuld.

Hoek begreep niet waarom het voorstel wordt gehandhaafd. „Een gemeentelijke enquête wees uit dat 52 procent van de bevolking niet eens behoefte heeft aan twaalf koopzondagen per jaar. Bovendien deugt de enquête niet: kleine detaillisten werden ten onrechte op één hoop gegooid met de grootwinkelbedrijven.”

Hoek, ouderling in de gereformeerde gemeente, zei in het pastoraat zowel werkgevers als werknemers tegen te komen die gebukt gaan onder de openstelling van winkels op zondagen. „In de huurcontracten lees je dat de winkelier weinig vrijheid heeft. In Gouda staat bovendien 10 procent van de winkels leeg. Naast dat de winkelier het geld niet heeft om extra personeel te bekostigen, kan ik me niet voorstellen dat een toerist daar graag naartoe komt.”

Diverse winkeliers gaven aan niet te zitten wachten op meer koopzondagen. Eén ondernemer noemde de zondagsopenstelling slavernij in een modern jasje, omdat winkeliers vrijwel worden gedwongen hun winkeldeuren op zondag open te zetten.

Vertegenwoordigers van de grotere winkelconcerns dachten daar bepaald anders over. Een vertegenwoordiger van Albert Heijn gaf aan dat koopzondagen vooral jongeren banen opleveren. „En die geven vervolgens hun geld weer uit aan shoppen en mobieltjes.” De raad neemt in mei een beslissing over het voorstel van PvdA en D66.