Ds. Harinck tijdens debat: Term ”vervloekte afgoderij” slaat op leer RKK, niet op mensen
DORDRECHT. Als de mis in de Heidelbergse Catechismus een „vervloekte afgoderij” wordt genoemd gaat het, aldus ds. W. Harinck, niet over mensen maar over de léér van de Rooms-Katholieke Kerk. „Het gaat om een radicaal opkomen voor de algenoegzaamheid van Christus’ offer.”
De predikant van de gereformeerde gemeente in Moerkapelle was dinsdag een van de deelnemers aan een debat in de Augustijnenkerk in Dordrecht. Het debat, een initiatief van Refo500, was mede mogelijk gemaakt door de Katholieke Vereniging voor Oecumene, het Nederlands Dagblad, de Vereniging Protestants Nederland, het Reformatorisch Dagblad en Zendtijd voor Kerken.
In zijn introductie gaf presentator Andries Knevel aan dat Rome ieder heeft vervloekt die gelooft door het geloof gerechtvaardigd te worden. Anderzijds wees hij erop dat de Heidelbergse Catechismus in vraag en antwoord 80 de mis een „vervloekte afgoderij” noemt.
De rooms-katholieke priester Antoine Bodar reageerde als eerste op de stellingen en vragen over de kerk. „Zou de kerk als instituut voorbij zijn? Groter onzin heb ik niet gehoord. De kerk”, zo vervolgde hij, „is het Lichaam van Christus. Zij, de kerk, blijft wereldwijd zichtbaar. Derhalve ook institutioneel. Jezus heeft beloofd altijd bij haar te blijven. Daarom geen twijfel daarover.”
Bodar merkte op dat verdeeldheid vernieuwing in de weg staat. „Vijfhonderd jaar Reformatie is geen reden tot viering, alleen tot herdenking.” Hij stelde dat de kerk steeds moet reformeren om uiteindelijk zondige verdeeldheid achter zich te laten.
Ds. Harinck ziet in het 450-jarig bestaan van de Heidelberger een teken van Gods trouw. „De catechismus wijst boven verschillen uit. Dat verbindt.” Over de uitspraak in het belijdenisgeschrift dat de mis een „vervloekte afgoderij” is, zei hij te willen „benadrukken dat het hier niet gaat om een uitspraak over mensen, maar over de leer. De scherpte van deze uitdrukking wordt niet altijd verstaan. Het gaat om een radicaal opkomen voor de algenoegzaamheid van Christus’ offer. Er zijn wezenlijke verschillen met Rome, die mogen we niet verdoezelen.”
Dr. A. J. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk, bestreed dat de kerk is verstard – een van de andere stellingen. „De Reformatie kun je zien als een protest tegen verstarring in de toenmalige kerk. Helaas is de Reformatie buiten de kerk terechtgekomen. Dat is te betreuren.”
Toen Knevel vroeg hoe hij denkt over de rooms-katholieke mis, antwoordde dr. Plaisier: „Ik ben van mening dat Rome en Reformatie elkaar ontmoeten in de eucharistie. Beide geloven dat Jezus Zich in brood en wijn meedeelt. De uitleg dat het brood het lichaam van Christus is, klopt niet met de meest gezaghebbende bronnen die Rome zelf heeft.” Hij voegde eraan toe dat er veel verschil met Rome is over de wijze waarop Christus aanwezig is.
Prof. dr. M. Kalski, die als hoogleraar de Edward Schillebeeckx-leerstoel voor theologie en samenleving bekleedt, stelde dat de traditie „niet moet worden gezien als een museumstuk, maar als een scala van mogelijkheden.” Verder zei ze dat de kerk niet moet uitgaan van een bepaald leergezag, maar van een samen zoeken naar het goede leven.
Tijdens de discussie stelde dr. Plaisier dat het een karikatuur is om te zeggen dat Rome leert dat in de mis het offer van Christus wordt herhaald. Hierop reageerde ds. Harinck: „Ik heb de roomse catechismus erop nagelezen, en daarin staat wel degelijk dat in de mis het offer van Christus wordt herhaald.” Op verzoek van Knevel las hij de betreffende passage voor. Waarop Bodar reageerde: „Het woord ”herhaling” komt er niet in voor. Het is niet een herhaling, het is een tegenwoordigstelling.” Dr. Plaisier: „Hier zijn bruggen te slaan.” Bodar: „Er zijn belangrijke verschillen.”
Over de vervloeking die de Rooms-Katholieke Kerk heeft uitgesproken over mensen die geloven alleen door het geloof gerechtvaardigd te worden, zei Bodar dat het slechts om een enkele zin gaat. „Ik moet wel zeggen dat ik deze zin betreur.”