Erfelijke monarchie goed en nuttig
D66-leider Pechtold wijst er, in verband met de monarchie, graag op. „Een erfelijk ambt past niet meer in deze tijd. Je wieg mag niet bepalen welke maatschappelijke functie je gaat bekleden.”
In die woorden klinkt de echo door van Pieter Jelles Troelstra. „Erfelijkheid moge een geschikt leidend beginsel zijn voor paard- en rundveestamboeken, voor het bekleden van publieke ambten kan het nu eenmaal geen leidraad geven”, zei deze SDAP-leider zo’n honderd jaar geleden.
Het valt niet mee om daar iets tegen in te brengen. Het erfelijk koningschap ís een relict. In de middeleeuwen werd iemand geboren als baron, burger of boer, en dat bleef hij de rest van zijn leven. Maar die tijd ligt ver achter ons. Nergens in de maatschappij gaan bestuurlijke posten of ambten door geboorte meer over van vader op zoon.
En niemand bepleit terugkeer naar het oude systeem. We zouden vreemd opkijken als de zoon van onze huisarts zomaar onze nieuwe dokter werd, of de zoon van onze predikant automatisch onze nieuwe dominee.
Maar betekent dat alles nu ook dat we als maatschappij af moeten van dat ene resterende terrein waarop erfelijkheid nog wel bepalend is? Nee, geenszins. Er zijn argumenten genoeg om alleen op dit gebied, ja júíst op dit gebied, het principe van erfelijkheid intact te laten. Als een uitzondering die de regel bevestigt.
Een bij erfopvolging aangewezen staatshoofd heeft enkele unieke voordelen. Mede door zijn onpartijdigheid vervult hij in een land gewoonlijk een sterk samenbindende rol, wat alleen maar belangrijker wordt in een tijd waarin politieke tegenstellingen verscherpen. Verder staat zo’n persoon garant voor een bepaalde mate van continuïteit in het staatsbestel.
Neem koningin Elizabeth. Zij heeft nota bene nog met Churchill als premier samengewerkt! Politici komen en gaan. Maar een erfelijk staatshoofd blíjft, vaak decennia achtereen. Beatrix werkte samen met maar liefst vijf premiers: Van Agt, Lubbers, Kok, Balkenende en Rutte.
Maar betaalt deze door de jaren heen opgebouwde ervaring van monarchen zich ook daadwerkelijk uit? Het hééft zich de achterliggende eeuw zeker uitbetaald, bijvoorbeeld in de deskundige betrokkenheid van de vorst bij formaties; een gewoonte die nu helaas om zeep is geholpen.
Over het verstandig gebruikmaken van de ervaring van de Oranjes zegt historicus Cees Fasseur in een recent interview met HP/De Tijd: „De huidige Oranje- dynastie is het enige dat Nederland nog verbindt met de vroegere republiek, die in 1789 ter ziele is gegaan. De Oranjes zijn het enige bindende element in het hele verhaal. We spreken hier over een familiebedrijf sinds 1568, sinds het begin van de Tachtigjarige Oorlog, een familiebedrijf in staatszaken. Dan zeg ik: ik zou graag een schilder willen hebben die ook behoorlijk ver terug gaat in zijn familiebedrijf. Dan heb je meestal het idee dat ze zich een beetje inspannen om het ook voor volgende generaties niet te verpesten.”
Kortom, een erfelijk ambt heeft nadelen, maar ook uitgesproken voordelen. Al zal het principe van erfelijkheid altijd een beetje blijven wringen met ons moderne levensgevoel. De conservatieve denker Bart Jan Spruyt verwoordde het deze week zo: „Natuurlijk is het een mythe dat van die 16 miljoen Nederlanders net die ene familie, door geboorte en afkomst, het beste in staat zou zijn ons te regeren. Maar we geloven daar graag in. En mythes kunnen heel functioneel zijn.”
Toch is dat nog nét niet het hele verhaal. Want op een bepaalde manier zíjn de Oranjes ook het geschiktst. Juist door het principe van erfelijkheid wisten Juliana, Beatrix en Willem-Alexander vanaf hun geboorte welke taak hun wachtte, en werden zij daarop vanaf hun vroege jeugd grondig voorbereid.
Nee, dat geeft geen 100 procentsgarantie op succes, zoals de vreemde strapatsen van Willem III in de 19e eeuw laten zien. Maar het maakt de kans dat we met een Oranje op de troon nationaal en internationaal een goed figuur slaan wel minstens zo groot als wanneer we een gekozen staatshoofd zouden hebben.