Dr. P. Buitelaar: Prediking moet dialogisch gebracht worden
Hij is tachtig jaar, maar nog steeds is hij een beetje een heer. Ook thuis draagt dr. P. Buitelaar een wit overhemd, een donkere stropdas en een zwarte broek. „Ik doe me voor zoals ik ben. En ik ben wie ik ben.”
Dr. Buitelaar praat niet graag over zichzelf. „Calvijn zegt dat wij niet anders zijn dan wormpjes uit het stof verrezen. Nou, dan stellen we dus niet veel voor.”
Toch moet dit gesprek wel over hemzelf gaan. Buitelaar wist het van tevoren.
Op het naamplaatje in de hal van de flat in Ridderkerk waar hij woont, staat: Prof. dr. P. Buitelaar. Wie is hij?
Het blijft lang stil. Dan zegt hij: „Iemand die mild kan zijn. Als ik mensen ontmoet, bijvoorbeeld in een pastoraal gesprek of op huisbezoek, ben ik erg mild. Ik trek liever mensen mee dan dat ik hen afstoot.”
Wanneer bent u minder mild?
„Op de preekstoel. Ik bedoel, dan ben ik scherp, in de zin van separerend. Iedere hoorder moet na een preek weten waar hij aan toe is, waar hij staat en wie hij is voor God. Daar ben ik helder in. Niet dat ik hakkerig ben, maar wel duidelijk. De separatie moet voor iedereen te vatten zijn. De prediking moet mensen in de klem brengen, zodat ze geen kant meer op kunnen dan alleen naar Christus toe. Want preken is zielen winnen voor Christus. En dat doe ik met liefde.”
Vanuit zijn huiskamer, tienhoog aan de rand van Ridderkerk, staart Buitelaar over de kassen van de Reijerwaard, in de richting van Barendrecht en Rijsoord. „Misschien ben ik in elk geval een perfectionist. Liever zeg ik: een punctueel mens. In mijn werk zeker.”
Zijn er dingen in uw leven die u, terugziende, liever anders had willen doen?
„Graag had ik nog afhankelijker van de Heere willen zijn. Want Buitelaar liep wel eens wat vooruit. Ik ben tot de ontdekking gekomen dat wij, ik bedoel: ál Gods geroepen dienaren, alleen maar een middel in Zijn hand zijn om het Woord te verkondigen. Alleen maar een middel. Slechts een aarden vat. De Heere moet het doen.”
Rotterdam was de stad waar Piet Buitelaar opgroeide. Zijn vader behoorde van huis uit tot de Gereformeerde Kerken. Zijn moeder was hervormd. „Mijn ouders gingen gescheiden naar de kerk, maar ze hadden toch een goed huwelijk. Later gingen vader, moeder en de kinderen bij ds. W. L. Tukker ter kerke. Hij kwam iedere week wel een avond bij ons thuis. Met ontzag heb ik naar hem geluisterd. Hij heeft mij de liefde voor de Nederlandse Hervormde Kerk bijgebracht.
Onder een preek van ds. H. Goedhart in de Oude Kerk in Rotterdam-Delfshaven leerde ik na jaren tobben voor God te buigen. Het was op een eerste kerstdag. De preek ging over Johannes 1: „Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd.” Toen heb ik het voor God verloren. Ik kan de stoel waarop ik zat nog aanwijzen.”
Ds. Goedhart is voor hem later ook een leidsman tot Christus geweest, zegt Buitelaar. „Ik hoor van oudere ambtsdragers, die hem gekend hebben, nog wel eens dat ze in mijn prediking kunnen horen dat ik vroeger veel naar Goedhart geluisterd heb. Dat doet mij goed.”
Naast de predikanten Tukker en Goedhart noemt Buitelaar nog de naam van ds. H. G. Abma. „Ds. Abma heeft mij op catechisatie geleerd de Bijbel te lezen. Hij kroop met zijn catechisanten de hele Bijbel door.”
Heeft u heimwee naar vroeger?
„Dat zou niet goed zijn. De Heere is altijd Dezelfde gebleven. De tijd van vroeger was natuurlijk wel anders. Er waren minder verleidingen dan nu. Het was gezelliger, vond ik. Huiselijker ook. Je deed meer dingen samen, meer met elkaar. Het moderne leven is zo individualistisch geworden.”
U bent 80 jaar. Waren er, terugziende, krommingen in het levenslot, zere plekken misschien?
Heftig ligt opeens de mededeling op tafel. „Vorig jaar is ons een zoon ontvallen. Jaap. Hij was vijftig jaar. Dat is heel verdrietig.” Met stemverheffing: „Maar we treuren niet als degenen die geen hoop hebben.”
Jaap dacht griep te hebben. Hij kreeg last van zijn rug. Het werd steeds erger. De dokter zei: Ga maar eens foto’s maken in het ziekenhuis in Woerden. En in Woerden zeiden ze: „Meneer, dit is niet goed. Gaat u maar direct door naar het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein.”
„Het leek een poosje goed te gaan”, zegt Buitelaar. „Maar de pijn kwam terug. Toen bleek de kwaal overal te zitten, van zijn tenen tot aan zijn hoofd. Er was niets meer aan te doen. Hij bleef gelukkig wel helder, tot het einde toe.”
Een búítengewoon zere plek.
„Maar Jaap had zóveel krediet op de Heere. Dat haalt de angel er wel uit. Op Jaaps eigen verzoek heb ik hem begraven, met de woorden uit Psalm 38: „En nu, wat verwacht ik, o Heere! Mijn hoop, die is op U.” Het is zo tegen de natuur om als ouders een kind te moeten wegdragen. Maar het was een begrafenis met een gouden rand.”
En dan: „Jaap had een vrouw en vier kinderen, vier jongens. Eén voor één hebben ze afscheid van hun vader genomen. Als we met ons gezin bij elkaar zijn, is er altijd één die er niet is. Jaap. Het gezin is nooit meer compleet.”
Er zijn meer zere plekken. Zoals het jaar 2004, toen de Protestantse Kerk in Nederland ontstond. Buitelaar heeft er in aanloop naar 2004 veel over gezegd, geschreven, maar wil er nu niet meer over kwijt dan: „De beste vrienden die ik had, zijn onze vrienden gebleven. De een behoort nu tot de Protestantse Kerk, de ander tot de Hersteld Hervormde Kerk. Dat is een diepe wond, maar we bleven vrienden.”
Zelf is Buitelaar hersteld hervormd. Hij is dat met veel overtuiging. „Maar geen enkele kerk heeft het recht zich de ware kerk te noemen. Niemand heeft bij de Heere een streepje voor.”
Buitelaars vroegste interesses waren atletiek en voetballen. „Ik speelde in het schoolelftal. Na de oorlog voetbalden we in het puin van een gebombardeerd Rotterdam. Maar we konden tenminste weer voetballen.”
Toen hij achttien, negentien jaar was, kreeg hij smaak in de oude schrijvers. „Via de oude schrijvers kwam ik terecht bij Calvijn. En Calvijn heeft mij tot het Woord geleid. Je kunt dus zeggen dat ik bij de Nadere Reformatie begonnen ben en bij de Reformatie uitgekomen ben. En daar ben ik gebleven, bij Calvijn, en bij het Woord.”
U lijkt zo zeker van uw zaak.
„Dat mag u niet zeggen. Want dat is niet waar. Ik ben wel zeker van het Woord van God. Daardoor kan een mens een groot stuk zekerheid hebben in zijn leven. In sommige kringen is de zekerheid des geloofs bijna verdacht geworden, ondergesneeuwd. Maar het is toch kenmerkend voor de Reformatie, voor Calvijn ook. Zekerheid is eigen aan het geloof.”
Maar de gelovige kan vol twijfel zijn.
„Een gelovige kan twijfelen en weifelen, maar het geloof niet. Zulke dingen hebben ook met iemands karakter te maken. Er is geen stramien voor de wijze waarop het geloof beleefd wordt. In de Bijbel lezen we over Lydia, over de kamerling, over Saulus van Tarsen. Alle drie gingen ze hun eigen weg, maar ze kwamen alle drie tot het geloof, en ze kwamen alle drie bij Christus terecht. Ik zou het niet graag voor de twijfel opnemen. Dat is niet naar Calvijn, en ook niet naar het Woord.”
U bent geen pessimist. Maar toch: waar kunt u somber over zijn?
„Over de secularisatie. Over al die kerken die gesloten worden. Over de kerkgang die terugloopt. Over D66, wat een gruwel toch, zo’n partij, die de laatste christelijke resten echt wil opruimen. Zo’n Pechtold, hoe die man probeert het christendom volledig uit de samenleving weg te drukken.”
Sommigen vrezen dat de Heere de kandelaar uit Nederland gaat wegnemen.
„Dat geloof ik niet. Nee sterker nog: Ik wéét dat dat niet zo is. Waarom ik dat zo zeker weet? Omdat de Heere nog steeds mensen bekeert. Er gebeuren nog wonderen. Zeker onder de jongeren zie ik er die de Heere zoeken, die begeren naar Zijn Woord te leven. Zolang je zulke dingen ziet, zal de Heere Zijn Woord niet wegnemen.”
In Turkije en in Noord-Afrika is de kandelaar ook weggenomen.
„Ik kan niet in de toekomst kijken, maar ik zie dat hier niet gebeuren. Nu niet. Wat ik wel weet, is dat iedere cultuur ondergaat aan decadentie, aan verwording en verwildering. Daar is de Griekse cultuur aan ten onder gegaan. En de Romeinse. Rutte en Verhagen hebben allebei geschiedenis gestudeerd, maar je zou soms vrezen dat ze er in dit opzicht allebei weinig van opgestoken hebben.”
U heeft preekbevoegdheid in de Hersteld Hervormde Kerk, en u gaf vele colleges over predikkunde. Wat is het dat u boeit?
„Een prediker moet het Woord aan het hart van de mens leggen. Je kunt exegetisch nog zulke mooie dingen ontdekt hebben, als je geen harten raakt, sla je de plank volledig mis. De prediking is een monoloog, en dat moet ook zo blijven. Maar een preek moet wel dialogisch gebracht worden, dat wil zeggen: het moet de mens in beweging brengen, de hoorders moeten erbij betrokken worden, moeten beseffen: Wat die man daar op de kansel zegt, dat gaat ook over mij.”
Had u geen predikant willen worden?
„Nou! Maar ik kon het onderwijs niet loslaten. En dus was ik slechts parttime beroepbaar. Toen ik beroepbaar werd gesteld, kwamen er meer dan twintig verzoeken om mij te mogen beroepen, maar geen enkel beroep was voor een gedeeltelijke predikantsplaats. Daarom kon ik geen beroep aannemen, maar in mijn hart is daar altijd vrede mee geweest. Naar mijn waarneming roept de Heere ook niet alleen predikanten voor een gemeente, maar ook voor de landelijke kerk, zelfs voor de kerk wereldwijd. De Heere heeft mij kennelijk geroepen tot docent en tot prediker.”
Welke plaats neemt u in binnen de breedte van het Nederlands protestantisme?
„In allerlei kerken heb ik mijn vrienden, maar ik ben niet erg interkerkelijk, moet ik eerlijk zeggen. Ze zullen mij dus nooit zien op zoiets als de nationale synode. Wat een wanvertoning. Waar halen ze de moed vandaan om zoiets een synode te noemen?”
Uit kanselruil ziet Buitelaar weinig goeds voortkomen. Maar verdere samenwerking tussen kerken onderling, moedigt hij graag aan. „Alles wat we samen kunnen doen, moeten we niet nalaten. Ook met Rome valt er op ethisch gebied samen te werken. Ik verwacht echter niets van de huidige gesprekken die er tussen allerlei kerken worden gevoerd. Ieder blijft toch zijn eigen cultuur en achtergrond houden.”
U bent 80 jaar. En het leven is eindig. Wat schiet er over?
„Wat overschiet is de vraag hoe lang ik de raad Gods nog uit mag dienen. Soms heb ik iets van Paulus: Ik word van deze twee gedrongen: Begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn, en nog in het vlees te blijven om uwentwil. Ik hoop nog nuttig te kunnen zijn voor de ander, voor de kerk, maar het ligt niet in mijn hand. Ik hoop in hetzelfde geloof te mogen sterven als mijn vader, mijn moeder, mijn zoon Jaap, en allen die Zijn verschijning hebben liefgehad.”
Voor kerkelijk Nederland is de storm opgestoken, en velen slapen, zeggen ze. Wat nu?
„Terug naar het Woord. Werp het Woord er maar in. Ik heb geen verwachting van denktanks en werkgroepen, hoe goed bedoeld ook. We zijn zo geneigd het altijd zelf te willen doen, zelf van alles en nog wat te organiseren. Laten we de Heilige Geest niet voor de voeten lopen met ons eigen activisme. De Heere moet het doen. Laat Hem besturen, waken, het is wijsheid wat Hij doet.”
Levensloop Piet Buitelaar
Piet Buitelaar werd op 19 mei 1932 geboren te Rotterdam. Hij studeerde geschiedenis, Latijn en Grieks met het oog op een academische studie. Hij huwde in 1960 met W. J. van Baarle. Terwijl hij werkzaam was in het bedrijfsleven volgde hij de opleiding voor catecheet, daarna voor hulpprediker en kreeg hij preekbevoegdheid in de Nederlandse Hervormde Kerk. Zeventien jaar was hij docent aan een middelbare school. Ondertussen studeerde hij theologie aan de Protestantse Theologische Faculteit te Brussel. Daar promoveerde Buitelaar in 1996 op het proefschrift ”Geloofsbevinding in de prediking”. Sinds 2004 is hij lid van de Hersteld Hervormde Kerk.