Ds. Van Aalst: Verwacht het op biddag niet van de aarde
In de rubriek ”Even maar...” in De Saambinder, het kerkelijk weekblad van de Gereformeerde Gemeenten, schrijft ds. G. J. van Aalst over het karakter van de jaarlijkse biddag.
„In Johannes 17 vindt u een schoon voorbeeld van Christus’ gebedsleven. Van Zijn (voor)bidden, zelfs in de nacht. Hij bidt, omringd door mensen, die straks zullen slapen. Even maar… als Hij worstelt. Die zullen vluchten als Hij gevangengenomen wordt. Die zich zullen ergeren aan Zijn Persoon en aan Zijn weg. Die Hem zullen verloochenen als Petrus. Die in de eenzaamheid zullen treuren en wenen.
Voor zulke mensen bidt Hij. Hij slaat Zijn ogen op naar de hemel (vers 1). Een eerbiedige gebedshouding in de openlucht, want een bidvertrek heeft Hij niet. Hij blijft tijdens het gebed naar Boven staren. Wat een les voor ons nietige mensjes, die het altijd maar van de aarde verwachten.
Hij begint met Zijn Vader eerbiedig aan te spreken. Soms zelfs met „heilige Vader” en „rechtvaardige Vader.” Wanneer er Eén het recht had om Zijn Vader met „lieve Vader” aan te spreken, dan was Hij het toch zeker wel. Maar dat doet Hij niet. Hij begint Zijn gebed met Gods eer en beëindigt het met Gods recht. Wat een les, ook op de biddag!
Zó in ons bidden allereerst gericht te zijn op Gods eer, recht en deugden, die alleen maar verhoogd worden als de Middelaar in hart en leven verheerlijkt wordt. Anders niet. Wat een teerheid. Tegelijk is het gebed ook zakelijk. Hier komen we nooit in uitgeleerd. Laten we maar vragen: Heere, leert U ons bidden. In die weg kunt u een biddag krijgen met Eén, Die wél kan bidden.”