Geloof
HC, zondag 9
„Ik geloof een God.” Dat wil zeggen: „Ik geloof dát er een God is, en dat Hij zodanig is als Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, namelijk een geestelijk, almachtig Wezen, de eeuwige Vader, Zoon en Heilige Geest.” Dat geloven de duivelen ook, en zij sidderen (Jakobus 2:19).
Maar „ik geloof in God” wil zeggen: „Ik geloof dat Hij ook mijn God is.” Dit geloven is alleen van de uitverkorenen. Hiervan spreekt Augustinus in zijn verklaring van Johannes: dit is Gods werk, dat gij gelooft in Hem, Dien Hij gezonden heeft. Maar is het dat gij in Hem gelooft, zo gelooft gij Hem ook. Maar wie Hem gelooft, die gelooft niet terstond in Hem. Want de duivelen geloofden Hem ook wel, maar geloofden niet in Hem. Bovendien kan men ook van de apostelen wel zeggen: wij geloven Paulus, maar niet: wij geloven in Paulus. „En wie gelooft in Hem, Die de goddelozen rechtvaardigt, wordt het geloof gerekend tot rechtvaardigheid.”
Wat betekent dan in Hem te geloven? Gelovende lief te hebben, gelovende te beminnen, gelovende tot Hem te gaan en een lid van Zijn lichaam worden.
Zacharias Ursinus, hoogleraar in Heidelberg
(”Schatboek Heidelbergse Catechismus”, 1657)
De Heidelbergse Catechismus bestaat 450 jaar. De meditatie komt iedere zaterdag uit het ”Schatboek”, een verklaring van de catechismus.