Terugdringen aantal rokers vergt krachtig beleid
Van de Tweede Kamer mag een algeheel rookverbod in de horeca weer zo snel mogelijk van kracht worden. Wat wil en mag staatssecretaris Van Rijn?
Ja, zijn achterban viert feest, beaamt directeur Michael Rutgers van het Longfonds. En trouwens, niet alleen zijn aanhang is blij, ook hijzelf. Blij met de Tweede Kamer, die vorige week dinsdag per motie uitsprak dat de horeca weer 100 procent rookvrij moet worden. En blij met PvdA-staatssecretaris Van Rijn (VWS), die vermoedelijk gehoor gaat geven aan deze wens. Vermoedelijk? „Nou ja, we hebben sterke aanwijzingen dat het ministerie er niet vóór gaat liggen”, verduidelijkt Rutgers. „Maar een toezegging dat er weer een algeheel rookverbod komt, heb ik nog niet op zak.”
Net als het Longfonds wacht ook Koninklijke Horeca Nederland belangstellend af of het kabinet de Kamermotie gaat uitvoeren. Maar als het aan de brancheorganisatie van de horecaondernemers ligt, blijven de huidige regels juist gehandhaafd en mag er in kleine eenmanscafés gewoon worden doorgerookt. Belangenbehartigers en het ministerie dreigen zo in hetzelfde steekspel te belanden als in 2007/2008, toen minister Klink een algeheel rookverbod in de horeca aankondigde en invoerde.
Politiek tumult, juridisch wapengekletter en een reeks proefprocessen waren destijds het gevolg.
Het rookdossier splijt de Kamer in twee blokken van vrijwel dezelfde omvang. VVD, PVV, SP en 50Plus (samen 73 zetels) zijn tegen. PvdA, CDA, D66, ChristenUnie, GroenLinks, SGP en Partij voor de Dieren (samen 77 zetels) zijn voor. Ook in het kabinet bestaat die tweespalt. Van de PvdA-bewindspersonen mag Van Rijn het rookverbod weer zo snel als mogelijk uit de kast halen. De VVD-collega’s van zorgminister Schippers voelen er weinig voor.
„Wat ons betreft staan alle seinen op groen”, aldus Rutgers. De voorman van het Longfonds –38.000 leden, 220.000 actieve donateurs– benadrukt dat er van een herinvoering louter gezondheidswinst te verwachten valt. „Kijk maar welke effecten er het eerste jaar na invoering al meetbaar waren in de landen die ons voorgingen. In Italië en België minder hartinfarcten, in Ierland minder giftige stoffen in cafés en in Schotland minder ademhalingsproblemen onder het barpersoneel.”
En hét argument van de horeca dat de kleine kroegbazen bij een algeheel rookverbod hun deuren voortaan wel kunnen sluiten? Rutgers: „Dat er meer faillissementen zullen volgen omdat rokers dergelijke cafeetjes gaan mijden, is bij mijn weten nog nooit aangetoond.”
Dat Klink in 2008 ongedachte krachten ontketende, is anno 2013 al weer weggezakt in het collectieve geheugen, maar de via YouTube bewaard gebleven beelden liegen niet. Google op de termen ”Van Gerven, rookverbod en Malieveld” en het beeldscherm voert terug naar 29 november 2008. SP-Tweede Kamerlid Henk van Gerven bestijgt het podium op het Haagse grasveld om een menigte van 7000 demonstranten tegen het rookverbod toe te spreken. Ja, hij gaat in de Kamer pleiten voor een financiële tegemoetkoming voor kleine horecaondernemers. En ja, hij is voor het rookverbod.
Die boodschap valt niet in goede aarde. Aanstekers en bierblikjes schieten door de lucht. „We gaan nog één poging doen, zonder dat er van alles het podium wordt opgegooid”, probeert een nerveuze presentator de menigte in toom te houden. Van Gerven houdt in, maar tevergeefs. De bekogeling is niet te stuiten. Het Kamerlid kan gaan.
Marc Willemsen krijgt bij de herinnering aan die betoging nog altijd een nare smaak in de mond. „Collega’s uit het buitenland reageren geschokt als ik hun er beelden van laat zien.”
Willemsen is hoogleraar tabaksontmoediging aan de Universiteit Maastricht en onderzoeker bij het Nederlandse expertisecentrum voor tabaksontmoediging Stivoro. Een ander aspect van het volksoproer dat hij in herinnering roept, is al even curieus. Nadat op 1 juli 2008 een algeheel rookverbod in de horeca van kracht werd, slingerden controleurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een aantal hardleerse uitbaters op de bon. Gerechtshoven in Groningen en ’s-Hertogenbosch bepaalden daarop in het voorjaar van 2009 tot ieders verrassing dat een handjevol doorprocederende kroegbazen uit Groningen en Breda toch vrijuitging. Reden: een vermeende, kleine wetstechnische onvolkomenheid.
Alle media, inclusief de kwaliteitskranten, zetten de kroegbazen daarop neer als helden. Dacht die christelijk-sociale elite daar in Den Haag even uit te maken waar er wel en niet mocht worden gerookt? Mooi niet.
„In werkelijkheid waren ze natuurlijk een speelbal van de tabakslobby”, zegt Willemsen over de horecaondernemers. „Er is niets waarvoor fabrikanten zo beducht zijn als voor een wettelijk rookverbod. Bekend is dat mensen daar hun sociale normen op aanpassen. In landen met een verbod wordt anderen laten meeroken not done. In elk land waar zo’n verbod dreigt, volgt de lobby daarom een vaste strategie: vertragen en uitzonderingen bedingen, bijvoorbeeld voor kleine eenmanscafés.”
Krijgt de tabakslobby bijvoorbeeld kleine kroegjes uitgezonderd van een rookverbod, zoals in Nederland in 2010 gebeurde, dan lijkt dat op het eerste gezicht slechts een pyrrusoverwinning. „Maar dat is schijn”, waarschuwt Willemsen. „Een deelverbod is lastig te handhaven en dat weten de fabrikanten ook.”
Wat staatssecretaris Van Rijn te doen staat, is voor Willemsen, net zoals voor Rutgers, geen vraag: de rug recht houden. Van Rijn zal alleen wel anders te werk moeten gaan dan destijds Klink, tekent Willemsen aan. „Het is cruciaal dat hij de invoering van een rookverbod ondersteunt met een goede voorlichtingscampagne over de nadelige gezondheidseffecten van het meeroken. Het bewustzijn van de schadelijke gevolgen van meeroken, is namelijk nergens zo laag als in Nederland. In 2008 kwam het ministerie met een onhandig filmpje, waarin een als poppetje afgebeelde sigaret uit een kroeg getrapt wordt. Afgezien daarvan is er toen totaal niet in goede voorlichting geïnvesteerd.”
Groot was verder de verbazing toen Klink, de minister van het rookverbod, in september 2008 opdook in het Haagse perscentrum Nieuwspoort om daar een aparte, door drie tabaksfabrikanten bekostigde rookruimte te openen. „Het is een prachtig symbool van het tegemoetkomen aan de wensen van niet-rokers, terwijl tegelijkertijd degene die de verleiding niet kan weerstaan hier zijn peuk kan opsteken”, haspelde de zich zichtbaar ongemakkelijk voelende minister. Willemsen, hoofdschuddend: „Dat was natuurlijk buitengewoon halfslachtig. Als je een rookverbod invoert, moet je er ook voor staan.”
De vraag die zodoende resteert, is: Wat wil en mag Van Rijn? Hij gaat de minimumleeftijd om tabak te mogen kopen, verhogen van 16 jaar 18 jaar, liet de staatssecretaris onlangs weten. „Een inkoppertje”, zegt Willemsen. „Iedereen is daar voor. Wat Van Rijn zou moeten doen, is een apart aanvalsplan maken om het roken te ontmoedigen. De accijns verhogen, de stoppen-met-rokenprogramma’s in de basisverzekering houden, er zijn zo veel knoppen waar nog aan te draaien valt.”
Naleving verbod
In 70 tot 80 procent van de kleine eenmanscafés die op dit moment niet onder het rookverbod vallen, wordt ook daadwerkelijk gerookt, blijkt uit cijfers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Bijna de helft (43 procent) van alle overige cafés staat eveneens toe dat klanten roken. Dat is opmerkelijk, want deze vallen wel onder het rookverbod.
Discotheken en cafés waarin niet mag worden gerookt (samengevoegd tot één categorie) zijn het rookverbod vanaf 2009 steeds meer gaan negeren. In 2009 werd in 27 procent van deze horecagelegenheden gerookt, in 2012 in 39 procent.
Het percentage van dergelijke uitgaansgelegenheden dat klanten met bordjes of stickers op het rookverbod attendeert, zoals de wet voorschrijft, daalde tussen 2009 en 2012 van 61 naar 33 procent.
Sterfte onder rokers
In 2011 overleden in totaal bijna 19.000 mensen door een aan roken gerelateerde aandoening. Dat blijkt uit het Nationaal Kompas Volksgezondheid dat jaarlijks wordt samengesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Aan longkanker overleden 8728 rokers, aan COPD 4800. Mondholte- en/of strottenhoofdkanker kostte 364 rokers het leven, terwijl 1555 rokers stierven als gevolg van coronaire hartziekten (aandoeningen die worden veroorzaakt door afwijkingen in de kransslagaders). Aan beroertes en hartfalen overleden respectievelijk 586 en 723 rokers. Van alle sterfgevallen als gevolg van longkanker kon 85 procent worden toegeschreven aan roken, van alle sterfgevallen als gevolg van COPD 80 procent.
Overlijden aan mondholte- en/of strottenhoofdkanker wordt voor 54 tot 85 procent veroorzaakt doordat de patiënt heeft gerookt. Van de patiënten die overlijden als gevolg van coronaire hartziekten, beroertes en hartfalen overlijdt respectievelijk 17, 7 en 12 procent aan het inhaleren van tabaksrook.