De emotionele achtbaan van een stiefmoeder
Wat doe je als je stiefdochter op al haar eten ketchup spuit? Grijp je dan in – want het is jouw huis waarin het gebeurt en jouw tafel? Of laat je het gaan, want ze is nu eenmaal niet anders gewend? Het is een van de dilemma’s waar Pauline Schonewille (39) als stiefmoeder tegenaan liep.
Toen Schonewille tien jaar geleden haar man leerde kennen, bleek hij een kind te hebben uit een eerdere relatie. Hevig verliefd en vol goede bedoelingen stapte ze in het huwelijksbootje, zonder te overzien wat de aanwezigheid van dit kleine meisje voor haar relatie betekende. Nu wil ze onder meer door het boek dat ze schreef, ”Mijn man heeft een kind” (uitg. Kok), andere moeders in dezelfde situatie helpen niet in de valkuilen te stappen waarin zij stapte. „Soms voelt stiefmoeder zijn alsof je in een emotionele achtbaan zit.”
In het boek verwerkte ze haar eigen ervaringen en die van andere stiefmoeders, die ze onder meer door schakeltjes in het Reformatorisch Dagblad en het programmablad van de EO, Visie, opriep om hun verhalen met haar te delen. Ook geeft ze tips uit haar praktijk Familie-Zaken in Deventer, waar ze als jurist en mediator mensen begeleidt om tot goede regelingen en oplossingen te komen bij familiezaken zoals trouwen, scheiden, ouderschap na scheiding en het vormen van een samengesteld gezin.
In het beschrijven van haar eigen ervaringen is ze heel eerlijk. Dat is belangrijk, vindt ze. Want andere moeders moeten zich erin herkennen. En niet alleen in de leuke kanten, die er absoluut zijn. Ook in de lastige momenten van het stiefmoeder-zijn. En die gaan er geheid komen. „In feite is deze gezinssituatie een onnatuurlijke setting en dat levert soms krampachtige situaties op. Als je je dat realiseert, hoef je je er al niet zo druk meer over te maken.”
Schonewille vond het zelf vanaf het begin lastig dat ze met haar huwelijk onderdeel van een gebroken situatie werd. „Ik denk dat ik onbewust mijzelf de taak had opgelegd om die gebrokenheid weg te poetsen. Ik wilde zo graag dat mijn man en zijn dochter het ook met mij goed zouden krijgen. Maar dan kom je er in de praktijk achter dat de situatie zoals hij er was, blijft. Ik kan mijn liefde geven, maar niet de echtscheiding weghalen. Ik denk dat veel stiefmoeders onbewust zichzelf een te grote rol toebedelen.”
Voor haarzelf waren vaak de kleine onzekerheden het moeilijkst om mee om te gaan. „Wat moest ik doen als we ineens niet genoeg kleren voor onze stiefdochter in huis bleken te hebben? Nieuwe kopen? Ben ik wel, niet of een beetje welkom op haar verjaardag? En ben ik dan op bezoek of kan ik in de keuken helpen door thee te zetten?”
Ook opvoedingszaken bleken soms lastig. „Ik ergerde me eraan dat ze haar jas en tas liet slingeren. Maar moest ik daar wat van zeggen? Of juist niet? En op welke manier? Mijn man vond dat ik te streng voor haar was. Dat ik het meer moest laten gaan. Maar ik vond dat wel eens moeilijk. Ik begreep dat het voor mijn stiefdochter lastig was om steeds te moeten overschakelen. Maar aan de andere kant; het was wel ons, en dus ook míjn, huis. Wij vormen een eigen gezin, met eigen gewoonten, grapjes en regels. We zijn geen dependance van het andere huis waarin ze opgroeit.
Nu ik zelf twee dochters heb, zie ik wel in dat ik soms te streng was. Je kunt een kind niet in alles programmeren, zoals jij dat wilt. Maar als je trouwt met een man die al een kind heeft, kan het lastig zijn om zulke dingen in te zien. Je wordt opeens geacht moeder te zijn, terwijl je nooit in je moederschap hebt kunnen groeien.”
In haar praktijk raadt ze mensen die in dezelfde situatie zitten aan om, zodra de relatie serieus wordt, een stiefouderschapsplan op te stellen. Het liefst al voordat het tot een huwelijk komt. „Daarin bepaal je samen de koers voor het nieuwe gezin. Je bespreekt met elkaar wat je de kinderen wilt meegeven, waarin jullie samen uniek zijn, maar je maakt ook concrete afspraken over wie welke taken op zich neemt. Daarin kunnen dingen staan zoals: „Wie zegt dat de kinderen naar bed moeten?” Onder het plan zetten de twee ouders allebei een handtekening. Dat klinkt misschien officieel, maar het geeft een goede, ook symbolische, start aan de nieuwe vorm van ouderschap die in dit nieuwe gezin ontstaat.”
Die basis is volgens Pauline Schonewille hard nodig. „Van alle samengestelde gezinnen gaat uiteindelijk 66 procent uit elkaar. Wat dit hoge percentage veroorzaakt? Ik kan het niet met zekerheid zeggen. Het is wel zeker dat een stiefgezin vormen ingewikkelder is dan een gewoon gezin. Er komen zo veel gevoeligheden en onzekerheden bij kijken. Hoe reageer je bijvoorbeeld als je stiefkind tegen je roept: Je bent mijn moeder niet!”
De man van Schonewille was gescheiden toen ze hem leerde kennen. Hoewel ze met haar boek ook vrouwen wil aanspreken die met een weduwnaar zijn getrouwd, zal het door de vele anekdotes vooral herkenning oproepen bij degenen die in dezelfde situatie zitten. De scheiding wordt in het boek als een voldongen feit gebracht. Ook de vraag of je wel of niet kunt trouwen met een gescheiden man komt niet aan bod. En hoewel ze eerst plannen had voor een hoofdstuk over geloven, is dat tijdens het schrijven toch gesneuveld. „Het kwam een beetje los van de verder luchtige toon van het boek te staan. Maar ik begrijp als christen wel de dilemma’s. Ook in de gesprekken met de vrouwen die ik heb gevoerd kwamen die aan bod. Er was een vrouw bij van wie het huwelijk niet in de kerk mocht worden ingezegend. Dat heeft haar veel pijn gedaan. Een andere vrouw herkende juist dat de gemeente haar heel erg steunde.
Ik heb het trouwen met mijn man als bedoeling van mijn leven ervaren. Maar op de moeilijke momenten heb ik weleens getwijfeld. Was dit wel wat God met me had voorgehad? Wat was Gods plan met mijn en ons leven, en wat was mijn rol daarin? Gelukkig kon ik ook met die vragen bij Hem terecht en voelde, en voel, ik dat ik dit niet alleen hoef te doen.”
Voor alle christelijke vrouwen die met dezelfde vragen worstelen, wil Schonewille een gespreksgroep beginnen of workshops gaan geven, waarin herkenning en erkenning vooropstaan. „Ik hoop dat mijn kennis en ervaring anderen helpen om op een positieve manier het stiefmoederschap op te pakken. Dat is niet alleen fijn voor henzelf, maar ook tot zegen voor de mensen om hen heen.”
Praten, praten, praten bij vorming van nieuw gezin
Praten, praten, praten. Dat advies geeft Maaike van Goethem van de Stichting Stiefmoeders Nederland aan andere stiefmoeders. Vooral in de eerste fase, waarin de ouders een nieuw gezin gaan vormen, is dat volgens haar essentieel. „Praat met je partner over zijn en je eigen verwachtingen van jouw rol in het stiefgezin. Blijf met elkaar in gesprek over dingen die goed en dingen die minder goed gaan.”
Zeven jaar geleden richtte Van Goethem de stichting op om stiefmoeders te informeren over het vormen van een nieuw gezin. Zo ontstond de site stichtingstiefmoeders.nl, waarop informatie uit diverse onderzoeken en ervaringsverhalen zijn te vinden. Ook biedt de site een forum. „Met een positieve insteek”, zegt ze erbij. „Eindeloos klagen over man, kinderen of exen is er niet bij. Als er niet respectvol over mensen gesproken wordt, verwijderen wij de bijdrage.”
De stichting heeft in diverse regio’s gespreksgroepen. Verder kunnen stiefmoeders bij de stichting om een mailmaatje vragen, iemand die in een vergelijkbare situatie zit. „Vooral deze vorm slaat erg goed aan. De afgelopen zeven jaar zijn er bijna 1500 mailmaatjes aan elkaar gekoppeld.”
Er zijn volgens Van Goethem naar schatting zo’n 500.000 stiefgezinnen in Nederland. Het grootste deel van de gezinsleden kreeg te maken met een echtscheiding. Maar er is ook een deel dat een nieuw gezin vormt nadat een van de partners is overleden. Die twee situaties verschillen volgens Van Goethem sterk. „Na een echtscheiding verblijven kinderen vaak op verschillende adressen. Bij een huwelijk met een weduwnaar zijn de kinderen er altijd. Zo wen je sneller aan elkaar. Maar het betekent ook dat je minder tijd samen met je partner kunt doorbrengen en vaak meteen in het huishouden moet meedraaien.
Het kan voor een stiefmoeder lastig zijn om om te gaan met het feit dat de overleden vrouw er altijd bij zal blijven horen. Vaak hangen er in het huis waar ze intrekt nog foto’s van de overledene. Ook in zulke situaties is het goed te blijven praten.”
Op de site benoemt Van Goethem drie verschillende fases waarin een stiefgezin kan zitten. De genoemde fases komen van de Canadese Elizabeth Church, diewetenschappelijk onderzoek deed naar de ervaringen van 104 Canadese stiefmoeders. De eerste fase is die waarin een relatie wordt aangegaan met de partner met kind(eren). Het draait dan erg om wennen aan de nieuwe situatie. Vaak hebben vrouwen in deze fase hooggespannen verwachtingen en stappen ze te snel in een zorgrol.
De tweede fase is de stormachtigste en de moeilijkste. Daarin lopen stiefmoeders tegen loyaliteitsconflicten, te hoge verwachtingen en de eigen emoties aan, want niet in alle gevallen staan stiefkinderen te springen om een extra ouder of een nieuwe moeder. In de derde fase komt het gezin in rustiger vaarwater terecht. Veel moeders moeten daar wel even op wachten: vaak duurt het twee tot zeven jaar voordat het zo ver is.
Jij en je stiefkind
Wees je bewust van de impact die je komst heeft op het leven van je stiefkind. Het is niet niks om ineens een stiefmoeder te krijgen die zegt wat je moet doen.
Heb daadwerkelijk oog voor je stiefkind: zijn eigenschappen, talenten en angsten, en doe er iets mee, met hem of haar dus!
Wees positief en geef je stiefkind complimenten.
Wees mild voor jezelf en voor je stiefkind.
Onthoud: goed is goed genoeg.
Wees flexibel.
Gevoel voor humor kan je redden.
Heb geduld!
Loslaten, loslaten, loslaten. Je kunt niets afdwingen.
Geef jezelf en je stiefkinderen de tijd om elkaar te leren kennen. Dit kan wel anderhalf tot twee jaar duren.