Denominaties aan de VU in gesprek over traditie
AMSTERDAM – „Aan haar feesten kent men de kerk”, zei Miskotte. Een variant daarop werd donderdagmiddag aan de VU overduidelijk: aan haar liturgie kent men de kerkelijke denominatie.
Bij de meeste sprekers tijdens de studiemiddag over liturgische dynamiek en kerkelijke identiteit was in hun betoog een lichte zelfspot te bespeuren, constateerde een van de aanwezigen. Uit de verhalen van de vertegenwoordigers van de kerkelijke denominaties die hun opleiding aan de VU hebben, bleek dan ook dat het gevoel voor liturgie veelal nauwelijks leeft.
Drs. P. C. Hoek (Hersteld Hervormd Seminarie) liet weten dat, toen hij werd gevraagd mee te doen aan de studiemiddag, zijn eerste reactie was: „Wij zijn in liturgische zin eigenlijk analfabeet.” De Hersteld Hervormde Kerk is dan ook een kerk in opbouw, aldus drs. Hoek. „In praktisch-ecclesiologische zin zou je kunnen zeggen dat er sprake is van churchplanting. We zijn vaak op alternatieve locaties terechtgekomen. In de aula van een school, of juist in een heel nieuw kerkgebouw. Vaak gaan gemeenten back to the basics.”
Dat is ook wat er in de opleiding gebeurt. „We bestuderen de bronnen van de liturgie: Waarom doen we het zoals we het doen?” Daarnaast is er aandacht voor bewustwording van liturgische keuzes. „Wat me opvalt aan de liturgievoorstellen van studenten is de buitengewone uniformiteit. Tegelijk zijn minimale nuances direct theologische nuances. Het al dan niet opgeven van een psalm na de geloofsbelijdenis zegt iets van de student: of hij in de traditie van de Reformatie staat, of meer in die van de Nadere Reformatie.”
Drs. Teun van der Leer (Baptisten Seminarium) had het thema van zijn betoog ontleend aan een opmerking van een ouderling. Van der Leer zou ergens preken en wilde nog even weten wat de gewoonten waren. „U kunt alles doen wat u wilt”, was het antwoord van de ouderling. „Wij hebben hier geen liturgie.” Volgens Van der Leer is er in zijn kring een „allergie voor dingen die bij voorbaat vastliggen.” In de praktijk komt het dan vaak neer op „de sandwichformule: liedje-dingetje-liedje-dingetje.” Daarbij zijn „de band en de beamer belangrijker voor de liturgische keuzes dan de theologie of de traditie.”
Ook dr. Theo Hettema (Seminarium van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland) stelde vast dat liturgie „niet tot nauwelijks leeft” in zijn kring. „Er is totaal geen ruimte voor landelijke aansturing over liturgische onderwerpen. Zou dat wel gebeuren, dan zou dat heel wat hartaanvallen veroorzaken. Wat van bovenaf wordt opgelegd, is per definitie verdacht. In zo’n situatie moet iedere gemeente steeds opnieuw het wiel uitvinden.”
Dr. Tjaard Barnard (Remonstrants Seminarium) zei dat in zijn kerkverband –dat „volledig in de calvinistische traditie staat”– de nadruk ligt op de preek. „Ik zeg altijd dat onze kerkdiensten nog het meest weg hebben van uitgeklede Gereformeerde Bondsdiensten. Voor een remonstrant is een dienst goed als hij met een stevige, intellectuele preek naar huis kan.” Het avondmaal leeft niet in zijn kring. „Er is sprake van een serieuze avondmaalsmijding.” In zijn onderzoek wil dr. Barnard proberen meer zicht te krijgen op het waarom daarvan.
Dr. Ciska Stark (namens het Doopsgezind Seminarium) schetste hoe bij doopsgezinden „de dynamiek van de schuilkerk” samengaat met „een principiële openheid” in de liturgie. De kerk is het ”huis van de gemeente” en het avondmaal is ”het houden van enigheid”. De nadruk in de dienst ligt dan ook niet op de voorganger of de preek, maar op „het moment van delen.”
VU-liturgiehoogleraar dr. Marcel Barnard schetste de diversiteit binnen de Protestantse Kerk in Nederland op liturgisch gebied. Van oecumenisch-protestants en klassiek-gereformeerd tot ”praise and worship” en ”bricolage” (knip- en plakliturgie). Volgens hem verschuift er veel op plaatsen waar vanouds de klassieke gereformeerde liturgie wordt gebruikt. „Steeds vaker zie je de vrouw in het ambt, terwijl de hoed thuisblijft. Het is wachten op de eerste Bondsgemeente waar een vrouw op de kansel wordt uitgenodigd. Waar isoritmisch werd gezongen, wordt nu ritmisch gezongen. Daarbij is de zuigkracht van de evangelicale traditie heel groot.”