Columbia tien jaar geleden verongelukt
Een verzameling brokstukken, 84.000 in totaal. Dat bleef er over van de spaceshuttle Columbia.
De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA herdenkt vandaag dat het tien jaar geleden is dat de Columbia verging, slechts zestien minuten voor de geplande landing op Kennedy Space Center in Florida. De zevenkoppige bemanning, die terugkeerde na een succesvolle ruimtemissie van zestien dagen, liet daarbij het leven.
Op het moment dat het controlecentrum het contact met de Columbia verloor, vloog het toestel op een hoogte van 62 kilometer en met een snelheid van 20.000 kilometer per uur boven Texas.
Brokstukken van de spaceshuttle zijn over een afstand van honderden kilometers teruggevonden, in het noordoosten van Texas en Louisiana.
Dat een shuttle onderweg naar de aarde verbrandde, was een scenario waar op dat moment niemand rekening mee hield. Afgezien van een paar ingenieurs bij de NASA.
In de dagen voor de terugkeer van het ruimteveer mailden ze elkaar omdat ze zich zorgen maakten over de isolatielaag van de shuttle. Die was mogelijk beschadigd doordat er tijdens de lancering een brokstuk op viel dat losraakte van de grote, oranje brandstoftank.
Hun vrees bleek gegrond. Een onderzoekscommissie constateerde later dat de linkervleugel van de shuttle bij terugkeer in de dampkring langzaam uiteenviel door een gat in het hitteschild. Door de beschadiging kon het ruimteschip de hitte van 1300 graden Celsius niet meer weerstaan die ontstond door de wrijving met de lucht.
Na het ongeluk keerde er geen shuttle meer naar de aarde terug voordat het hitteschild aan een grondige inspectie was onderworpen en zo nodig gerepareerd.
Dat de 107e missie van het ruimteveer een tweede zevenkoppige bemanning het leven kostte –de Endeavour ontplofte op 28 januari 1986, 73 seconden na de lancering– onderstreepte dat de spaceshuttle bepaald niet de veiligste manier was om naar de ruimte te reizen.