Het Woord
Joh. 1:1-3
„In den beginne was het Woord (…) en het Woord was God. (…) Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.”
Het Woord, of de Zoon, is een geestelijk Wezen (Romeinen 1:3, 4). Waarachtig God: „Gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij” (Johannes 14:1). Hij is eeuwig, onbegrijpelijk, zowel in heerlijkheid als in wijsheid: „Verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U had, eer de wereld was” (Johannes 17:5 en Spreuken 8:22-25, Openbaring 1:8 en Hebreeën 7:3). Goed, rein en onbevlekt (Johannes 10:11; Jesaja 40:9-11). „Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol” (Jesaja 6:3). Dit verklaart Johannes van Christus: „Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak, namelijk van Christus” (Johannes 12:41 en Johannes 17:19). Hij is van een oneindige macht, want Hij schept en onderhoudt alles met de Vader en de Heilige Geest. „In den beginne was het Woord en het Woord was God…” (Johannes 1:1-3). Door de geliefde Zoon, in Wie wij de verlossing hebben, zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten, alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is vóór alle dingen; en alle dingen bestaan samen door Hem (Kolossensen 1:13-17). „Hij heeft tot ons gesproken door de Zoon, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft” (Hebreeën 1:1, 2).
Caspar Olevianus, predikant te Heidelberg
(”Apostolische geloofsbelijdenis”, 1590)