Gods wijsheid
Exodus 34:6
„Heere, Heere, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.”
Wie zou zich aan de Heere niet graag toevertrouwen, in Wiens hand leven en dood zijn en Die de macht heeft om ziel en lichaam in het eeuwige vuur te werpen? Zoals Christus verklaart: „Vreest niet voor degenen die het lichaam kunnen doden en de ziel niet kunnen doden, maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel” (Matth. 10:28).
Zo vindt ook het geloofsvertrouwen grond in Gods oneindige wijsheid, waardoor het vlees en zonde overwint, alle strikken van twijfels verbreekt, en zo tot gemoedsrust komt.
Daartoe is het nodig dat het geloof opklimt tot die oneindige wijsheid Gods en leert inzien dat God de regeerder van de wereld is en niet de mensen. Dat Hij alle dingen zo bestuurt en regeert, dat wij niet zouden kunnen wensen dat het wijzer en beter gedaan zou zijn.
Hierop heeft Paulus het oog: „O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft de zin des Heeren gekend, of wie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven en het zal hem wedervergolden worden? Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen” (Rom. 11:33-36; Ps. 104:24 en 147:5).
Caspar Olevianus, predikant te Heidelberg (uit ”Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1590)