In het schrijven gaat het synodebestuur onder meer in op het verwijt van het CGB dat de verenigde kerk „formeel en principieel een plurale kerk zal zijn.” Dat is niet waar, vindt het moderamen, en het verwijst daarbij naar art. I van de nieuwe kerkorde. „De verenigde kerk zal een belijdende kerk zijn, die bestrijdt wat haar belijden weerspreekt. Dat staat voorop. Maar uiteraard zal de PKN een pluriforme kerk zijn, evenals de Gereformeerde Kerken dat nu zijn.”

Het moderamen verzet zich verder tegen de suggestie van het CGB dat de ruimte voor een eigen beleid voor de plaatselijke kerken binnen de PKN te weinig is gegarandeerd. „Keer op keer wordt in de kerkorde en ordinanties beklemtoond dat de plaatselijke kerken en gemeenten zelf het beleid bepalen ten aanzien van de wijze waarop de gehoorzaamheid aan het Woord van God vorm en inhoud krijgt. (….) Het idee dat vanaf classicaal en regionaal niveau kleine groepen ambtsdragers, vrijwilligers of functionarissen hun wil kunnen opleggen aan plaatselijke kerken en gemeenten is volledig in strijd met letter en geest van de nieuwe kerkorde.”

Het moderamen geeft het CGB wel toe dat er onduidelijkheid bestaat over de af te dragen quota. „Dat is op zich juist en dat betreuren wij ook. De juiste cijfers kunnen echter pas berekend worden als de kerkenraden de gevraagde opgaven met betrekking tot de financiën gedaan hebben.”

Samenvattend is het moderamen van mening dat met de persverklaring van het CGB „het gesprek binnen de plaatselijke kerken over de vereniging van de drie SoW-kerken geen dienst is bewezen.”

Ds. D. Westerneng, voorzitter van het CGB, zei vanmorgen desgevraagd dat zijn bestuur zich bezint op een reactie. „Hoogstwaarschijnlijk geven we het moderamen vrijdag al antwoord.” Op de inhoud daarvan wil hij echter niet vooruitlopen.