„Calvijn vreesde voor politisering Reformatie”
UTRECHT – De laatste vijf levensjaren van Calvijn werden gekenmerkt door hoop en vrees over zijn geboorteland Frankrijk, aldus dr. M. A. van den Berg. „Calvijn hoopte op de doorwerking van het Evangelie in Frankrijk, maar hij vreesde voor revolutie.”
De hervormde predikant uit Zoetermeer sprak maandag in een zaal van de lutherse kerk in Utrecht tijdens de wintervergadering van de wetenschappelijke kring het Kerkhistorisch Gezelschap over de vijf laatste levensjaren van Calvijn.
De Calvijnkenner, die opmerkte dat de reformator van Genève in 1559 het boek Daniël uitlegde, veronderstelde dat de verklaring van dat eschatologische Bijbelboek te maken had met de situatie van de hugenoten in Frankrijk. De kerkhervormer was verwonderd over de opgang die de protestantse leer in Frankrijk toen maakte, aldus dr. Van den Berg, die op deze thematiek promoveerde. „Hij had goede hoop dat de voortgang van het Evangelie in zijn geboorteland, waarop hij nauw betrokken bleef, zou leiden tot een bevrijding van het roomse juk in grote delen van het land. De vraag naar predikers was zo groot dat Genève niet aan de vraag kon voldoen.”
Tegelijkertijd, zo zei dr. Van den Berg, dreigde het gevaar dat de hugenoten, die hevig vervolgd werden, zouden overgaan tot geweld. Calvijn stelde dat onderdanen niet in opstand mochten komen tegen de regering, zelfs niet als deze tiranniek was, omdat God de overheid heeft ingesteld. Verzet mocht alleen plaatsvinden door andere overheden, maar ook dan mochten ze een vorst niet van de troon stoten. Hoe groter de kans op verandering in Frankrijk, hoe meer de angst van Calvijn toenam dat zijn volgelingen de door God gestelde grenzen zouden overgaan.
Calvijn vreesde als niemand anders voor een politisering van de Reformatie, vervolgde de predikant. „Hij geloofde dat alleen God kon zorgen voor uitbreiding van de kerkhervorming. De groei van de protestantse kerken zag hij als een belofte voor de nabije toekomst, maar politieke en gewapende actie beschouwde hij als een gevaar. Daarom bemoedigde hij zijn geloofsgenoten in Frankrijk voortdurend het lijden te verdragen, totdat de Heere hun de vrijheid zou geven om naar Zijn Woord te leven.”
Dr. Van den Berg constateerde dat de geschiedenis anders gelopen is dan de Geneefse hervormer wilde. Calvijns vrees werd realiteit toen de hugenoten een belangrijke factor gingen vormen in de Franse politiek en meer streefden naar invloed aan het Franse hof. In het jaar 1559 leken ze hun kans te krijgen, maar er ontbrandden in de jaren daarna diverse burgeroorlogen, die uiteindelijk desastreus verliepen voor het calvinisme.
Tijdens de eerste godsdienstoorlog in 1562 veroverden de hugenoten Lyon in korte tijd en bijna zonder bloedvergieten. Calvijn stuurde een brief naar de hugenootse kerkenraad van die stad, waarin hij stelde dat hij „misnoegd was over de bemoeienis van de kerk met de politiek.” Dr. Van den Berg: „Hij wilde niet dat hun tegenstanders een argument in handen kregen om de hugenoten van revolutie tegen de wet en de koning te beschuldigen. Daarom schreef hij dat ze strenge maatregelen moesten nemen tegen plunderaars, die een schandaal voor de kerk vormden, en dat ze de buit moesten teruggeven. Hij was bang dat de regering van Lyon in diskrediet gebracht zou worden door zulke acties. Een jaar later, toen de vrede gesloten was, schreef hij de protestantse bevelhebber van Lyon dat hij de koning moest gehoorzamen. Hij voegde eraan toe dat God zou voorzien.”
Prof. dr. Burcht Pranger, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, gaf in een lezing over Augustinus aan dat deze kerkvader „te groot is om te typeren. Dat maakt het mogelijk dat zo veel denkers zich op hem hebben kunnen beroepen, allen met enig recht.” Als voorbeeld noemde hij de middeleeuwse theoloog Anselmus, die zei niets anders te beweren dan wat Augustinus zelf had gezegd. „De geschriften van Anselmus hebben een augustijnse kleur, maar de citaten van Augustinus zijn wel degelijk ingebed in een eigen betoog van Anselmus.”
De mediëvist vond het „tot daaraan toe” hoe de Reformatie zich op de bisschop van Hippo beriep, „maar het beroep van de Rooms-Katholieke Kerk in de zeventiende eeuw op de kerkvader leidde tot problemen.”
Prof. Pranger ging dieper in op de notie tijd, waarover Augustinus schreef in zijn ”Belijdenissen”. Deze wordt bij hem overschaduwd door het begrip eeuwigheid. „De eeuwigheid legt bij Augustinus een druk op de tijd. Het heden is een afschaduwing van de eeuwigheid, waar geen verleden en geen toekomst is.”