„Structuur jodendom en christendom gelijk”
DOORN – Er is veel meer continuïteit tussen het jodendom en de christelijke religie dan in de gangbare karikaturen van het joodse geloof is voorgesteld. Dat betoogde prof. dr. G. van den Brink vrijdag op de tweede dag van de predikantencontio van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland op Hydepark in Doorn.
De bijzonder hoogleraar namens de Gereformeerde Bond aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Amsterdam haalde met deze bewering de Amerikaanse theoloog E. P. Sanders aan, de nieuwtestamenticus die in zijn publicaties pleit voor een nieuw perspectief op Paulus. Prof. Van den Brink sprak voor de ruim honderd aanwezige predikanten over het thema ”Rechtvaardiging en heiliging in de nieuwere theologie”.
„Ik besef dat de term ”nieuwere theologie” een vage aanduiding is”, aldus de hoogleraar. „Voor mij ligt het startpunt van deze theologie in 1977, als Sanders zijn werk ”Paul and Palestinian Judaism” publiceert. Daarin stelt hij dat het jodendom aan het begin van de jaartelling geen godsdienst was waarin je met goede werken het eeuwig behoud kon verwerven. Die visie was meer een zogeheten terugprojectie van middeleeuwse misstanden. Sanders zegt dat het jodendom een religie was die genade voorop stelde. Het geloof kreeg vooral gestalte in het verbond met Abraham, niet zozeer in het individuele geloof. Je hield je aan de wet om binnen de gemeenschap van het verbond te blijven.”
Deze houding doet sterk denken aan de manier waarop volgens de gereformeerde theologie het geloof wordt beleefd, aldus de hoogleraar. „Wij gaan naar de kerk, omdat dat de weg is waarin God belooft ons de genade toe te eigenen. We gaan niet om het geloof te verdienen. Ook het jodendom was geen wetsreligie, maar een genadereligie. De vraag rijst: waarom verzette Paulus zich tegen deze genadereligie? Sanders antwoordt hierop dat Paulus een radicaal nieuwe visie heeft op hoe je geloven moet, namelijk via Christus. Deze weg gaat het jodendom niet, en vooral daarin is het radicaal anders dan het christendom. De structuur van beide godsdiensten is echter hetzelfde.”
Dat de rechtvaardigingsleer meer betrekking heeft op de gemeenschap betoogt ook de Engelse theoloog Tom Wright, stelt prof. Van den Brink. „Volgens Wright stelt Paulus rechtvaardiging door het geloof centraal, omdat genade en ras niet aan elkaar gekoppeld mogen worden. In het heil mogen ook de heidenen delen.”
Volgens Wright draagt Paulus vooral aan dat jood en heiden beiden in Christus tot gemeenschap met God konden komen. Sinds Augustinus is het met de receptie (ontvangst) van Paulus’ brieven echter misgegaan, stelt hij. „Het ging steeds meer over hoe de enkele mens met God in het reine kon komen”, legt prof. Van den Brink uit. „Volgens Wright gaat het Paulus niet zozeer om het herstel van de verbroken relatie tussen God en mens, maar over het feit dat heidenen in het geloof mogen delen.”
Wright speelt hiermee op een knappe manier in op hoe mensen in het Westen het geloof ervaren, stelde de PThU-hoogleraar. „Noties van persoonlijke schuld en verdoemelijkheid voor God zijn aan het verdwijnen. Deze zijn volgens Wright niet noodzakelijk om voluit christelijk te kunnen zijn.”
Een tweede ontwikkeling in de nieuwere theologie zijn de nieuwe perspectieven op Luther en Calvijn. Prof. Van den Brink: „In de rechtvaardigingsleer van Luther neemt de mystieke vereniging met Christus een grotere plaats in dan tot nog toe wordt gedacht, blijkt onder meer uit lopend onderzoek van ds. M. Klaassen uit Sliedrecht. Deze vereniging met Christus maakt rechtvaardiging volgens Luther echter niet overbodig.”
De nieuwere theologie, die hij in verschillende verschijnsvormen besprak, werkt volgens prof. Van den Brink niet als vervanging van de oude, maar als aanvulling. „Het is de Geest Die in alle waarheid leidt, waarbij de traditie een hulp is bij het verstaan van zaken als rechtvaardiging en heiliging.”
In het middagprogramma van de contio werd een duolezing verzorgd door dr. ir. Steef de Bruin, adjunct-hoofdredacteur van deze krant en sinds 1 januari lector nieuwe media bij Driestar Educatief, en Rinder Sekeris, per 1 januari directeur-uitgever bij het Nederlands Dagblad en tot die tijd adjunct-hoofdredacteur bij die krant. Hun thema was ”Afkomst en toekomst van de christelijke media”.
Het Reformatorisch Dagblad heeft qua nieuwsvoorziening de functie van wachter en boodschapper, stelde De Bruin. Hij verwees daarbij naar een beeld van Jan den Ouden dat in het auditorium van de Erdee Media Groep in Apeldoorn staat. „Wachter en boodschapper observeren zorgvuldig wat er om ons heen gebeurt. Ze selecteren wat daarvan van belang is voor degenen binnen de poort en rapporteren dat ook. Zeg maar: op het marktplein. Maar de boodschapper heeft ook wat te zeggen tegen degenen die buiten zijn. Hij heeft ook een woord voor de wereld.”
De laatste jaren is die opstelling naar buiten toe opener geworden, aldus De Bruin. „Vanuit de gedachte: door te laten zien wat er om je heen gebeurt en door dat in het juiste perspectief te plaatsen, sta je zelf steviger op je fundament.”
De twee sprekers gingen ook in op de veranderingen in het medialandschap. Sekeris: „Om je daarin als medium te onderscheiden, gelden andere regels: schreeuwerige koppen, sensatienieuws.” Sekeris wees verder op een toenemende kenniskloof tussen „zij die zich informeren en daarvoor betalen en zij die zich niet meer informeren, of via sociale media en sites als nu.nl.”
De uitgever-directeur van het Nederlands Dagblad stelde verder de vraag in hoeverre christenen nog onderscheidend zijn en beïnvloed in hun opvattingen. Ook bij hen zie je volgens hem een toenemende behoefte aan entertainment. „Positief aan deze tijd is dat het merk van kranten nog steeds betekenis heeft. Er is kennelijk ruimte voor professionele journalistiek, al is het bereik veranderd”, aldus Sekeris.