Oud-generaal Van Putten spreekt voor predikanten Gereformeerde Bond
DOORN – Er komt heel wat af op jonge militairen die worden uitgezonden. Ze moeten op voorhand een afscheidsbrief schrijven, want aan hun leven kan plotseling een einde komen. Oud-generaal Dick van Putten: „Er komt heel wat op hen af. Het zou mooi zijn als meer predikanten zouden willen dienen als geestelijk verzorger.”
Van Putten, ouderling in de hervormde gemeente van Gouda, sprak donderdag in Doorn op de predikantencontio van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) over zijn voormalig werk als commandant van de Koninklijke Marechaussee.
De oud-generaal kwam in zijn functie veel in contact met geestelijk verzorgers binnen de krijgsmacht. „Van mij zouden ze de verticale lijn van het kruis nog wel wat meer mogen benadrukken. Veel jonge militairen die worden uitgezonden, beseffen dat het erop aankomt, dat hun leven in gevaar is.”
Het is Van Putten regelmatig gevraagd: is het eenzaam aan de top? „Ja, dat is het”, zo zei hij tegen de ruim honderd aanwezige predikanten, „maar wel met een mooi uitzicht. Toch hoop ik niet dat u die eenzaamheid kent. Dat kan niet de bedoeling zijn. Na het wonder op de bruiloft in Kana daalde Jezus af naar Kapernaüm. Afdalen, dat is een thema geworden in mijn leven. We willen graag omhoog, naar het feest. Maar we moeten naar beneden. Niet boven mensen staan, maar naast hen. Dan is er ook geen eenzaamheid meer.”
Obadja, die aan het hof van koning Achab werkte, is een belangrijk voorbeeld voor Van Putten. „Ook al was de koning goddeloos, Obadja bleef op zijn post, midden in de wereld. En hij bracht Achab in contact met Elia en daarmee met de God van Israël. Laten we daarom midden in de wereld blijven; alleen zo kun je anderen bereiken met het Evangelie.”
Van Putten vertelde over de verschillende functies die hij de afgelopen decennia vervulde. Zo was hij onder meer verantwoordelijk voor de contacten met alle buitenlandse ambassadeurs in Nederland. Regelmatig had hij contact met koningin Beatrix. „Ik mag natuurlijk niet uit de school klappen, maar haar openheid is echt iets wat opvalt.”
Koningin Beatrix is beschermvrouw van de Marechaussee. „Toen we haar eens een cadeau wilden aanbieden, vroeg ze een boompje voor in de tuin bij kasteel Drakensteyn in Lage Vuursche. Ik vond dat maar niets, en wilde absoluut niet met dat boompje op de foto.”
Toen volgde de feestelijke ontmoeting met de koningin. „Aan het einde van ons gesprek zei ze: „Mij is ter ore gekomen dat u me een geschenk gaat aanbieden dat u zelf niets vindt.” Ze was dus uitstekend geïnformeerd. Ze testte mijn botanische kennis, nam afscheid en voegde eraan toe: „Ik ben blij dat u meer verstand heeft van veiligheid.”
Psalmen
Kerkmusicus dr. A. Eikelboom, oud-docent aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, sprak over de rol van de psalmen in de calvinistische liturgie. De Reformatie in de zestiende eeuw was van groot belang voor de ontwikkeling van het kerklied, aldus Eikelboom, die bezig is met het schrijven van een serie boeken over de geschiedenis van de strofische zang in de westerse christelijke kerk. De scheiding tussen geestelijken en leken werd opgeheven en kerkleden gingen actief deelnemen aan de eredienst, onder meer in de gemeentezang.
Clément Marot berijmde 49 psalmen voor Calvijn, Theodore de Bèze de overige 101. „Het is me overigens een raadsel waarom Calvijn Marot heeft aangezocht voor zijn psalmberijming. Ik heb thuis wat wereldse berijmingen van Marot op de plank staan, maar die zou zelfs de VPRO niet willen uitzenden.”
De gemeente leerde de nieuwe melodieën van een kinderkoortje, dat ze aan het begin van de eredienst voorzong. „Daarmee haalde Calvijn een belangrijke psychologische drempel weg, want ouders horen hun kinderen graag zingen. Dat had hij goed bedacht.”
In de calvinistische en lutherse traditie neemt kerkmuziek een verschillende plaats in. „Muziek komt van God, stelde Luther. Liturgie zonder muziek is ondenkbaar. De Bijbel werd dan ook niet voorgelezen, maar gereciteerd. Maar de Schrift ‘werkt’ vooral als die gezongen wordt.”
Calvijn dacht volgens Eikelboom meer in de lijn van de humanist Erasmus, die muziek een uitvinding van mensen noemde. „Daarom wilde Calvijn geen instrumenten in de kerk, geen koor. Hij verwees daarbij naar 1 Korinthe 14:16: als je in tongen spreekt, moet dat worden uitgelegd. Calvijn wist ook wel dat er in de tempel heel veel instrumenten werden gebruikt en dat ook het Bijbelboek Openbaring over muziek spreekt. Maar hij redeneerde: instrumenten horen bij het Oude Testament en bij toekomende rijk; daartussen blijf je er vanaf.”
Volgens Eikelboom hechtte Calvijn sterk aan de Psalmen. „Zijn liturgisch uitgangspunt was dat gemeenteleden de gebeden doen. De Psalmen zijn de ideale gebeden, bedoeld om het gebed voor de wereld aan te heffen. Het is jammer dat de Psalmen in de calvinistische traditie vooral persoonlijke getuigenissen zijn geworden. Calvijn noemde de Psalmen openbare gebeden.”
Schade
Dr. P. F. Bouter (Bodegraven), gepromoveerd op de uitleg van de Psalmen door Athanasius, gaf aan dat het Psalmboek in de vroege kerk in hoog aanzien stond. In een vierde eeuw bestond er zelfs een richtlijn dat alle ambtsdragers de psalmen uit hun hoofd moesten kennen.
Calvijn wilde in de eredienst alleen Psalmen en berijmde Schriftgedeelten zingen. Die gedachte is ook terug te vinden in de vroege kerk, aldus dr. Bouter. In reactie op liederen van sekten concentreerden christenen zich in de tweede eeuw steeds meer op de Psalmen. Later vindt er weer een verbreding plaats. „In de vroege kerk was het niet zozeer de vraag óf er liederen in de dienst gezongen mochten worden, maar welke. Liederen die een verkeerde leer uitdroegen, konden veel schade aanrichten. De gedachte was dat je christenen nooit iets op de lippen mocht leggen wat God onwaardig is.”
Het zou volgens dr. Bouter jammer zijn als kerkelijke gemeenten nu klakkeloos allerlei nieuwe liederen gaan zingen „en na tien jaar wakker worden en ontdekken dat er een verschaald godsbeeld en geloofsleven is ontstaan.” De predikant adviseerde om niet te blijven steken in de vraag wat er wel of niet mag worden gezongen, maar om criteria vast te stellen die bij het gereformeerde belijden passen. „Bij bepaalde liedjes past gewoon geen gereformeerde prediking.”
Het zingen van Psalmen heeft alles te maken met de katholiciteit van de kerk, betoogde dr. Bouter. „In de Psalmen bidden we met de kerk van alle eeuwen en plaatsen. Het is nu onze taak om een brug te slaan naar de volgende generatie, bij wie de Psalmen dreigen weg te drijven.”
Machten van de wereld
De Gereformeerde Bond gaat zich dit jaar in het bijzonder bezinnen op de strijd tegen de machten van deze wereld, zo maakte algemeen-secretaris drs. P. J. Vergunst donderdag in De Waarheidsvriend bekend. „Als we in onze tijd die machten leren te benoemen, weten we dat de gemeente opgeroepen moet worden heel concreet af te sterven aan de zonde en in navolging van Hem in een nieuw leven te wandelen.”