De sirene van het calvinisme
De Petrus Datheenstichting heeft zich beijverd een Frans psalmboek uit te geven. Zaterdag wordt de bundel met 150 berijmde psalmen in de Grote Kerk van Zierikzee gepresenteerd. Jaap Rommers (1959) is nauw bij het project betrokken geweest.
Sinds vier jaar woont Rommers -docent Frans aan het Van Lodensteincollege, vader van elf kinderen en oud-voorzitter van de stichting- met zijn gezin in Amersfoort. Vanachter zijn werktafel heeft hij door een gezellig halfrond raam uitzicht op de Hogeweg. Op de piano prijken drie kloeke folianten: de bekende driedelige biografie van E. Doumergue over Calvijn. Die heeft Rommers regelmatig geraadpleegd bij zijn onderzoek naar de Franse psalmen.
Het idee voor een Franstalig psalmboek ontstond acht jaar geleden. Rommers was toen met enkele vrienden in het Noord-Franse Cassel, de geboorteplaats van Petrus Datheen. Daar zouden ze een lezing over de beroemde ”vader van de Reformatie” houden. „We waren stomverbaasd. De hele zaal zat, zaterdagmiddag nota bene, stampvol - burgemeester, wethouders, tot en met de jeugd was aanwezig. Typisch Frans trouwens, daar is men veel meer dan hier geïnteresseerd in de historie. Datheen was voor de burgers van Cassel een interessante geus. We hadden Psalm 42 op stencil gezet, en zongen die voor. Nog verbaasder waren we toen de mensen spontaan gingen meezingen. Wat bleek? De melodie wordt tot op heden in de rooms-katholieke communie gebruikt. Toen dachten we: Wat zou het mooi zijn als de Fransen de berijming waarop Datheen zich baseerde, die van Clément Marôt en Théodore de Bèze uit 1562, in hun eigen taal zouden kunnen zingen. We hebben een commissie gevormd en daaruit is de stichting geboren.”
Rommers kwam korte tijd later in contact met een Franse huisgemeente in de Pyreneeën, waar men Binning, Baxter en Flavel leest. In 1996 maakte hij er voor het eerst een bijeenkomst mee. „Diep ingrijpend als je daar, in dat geseculariseerde Frankrijk, een groepje mensen vindt met wie je je geestelijk verwant weet. Ik heb een 80-jarige man horen vertellen hoe God in z’n leven was gekomen. Hij had zo zijn hart teruggevonden in de psalmen. Dat zie je nu altijd door de eeuwen heen: Gods volk is verknocht aan de psalmen, daarin klopt het hart van Gods volk. Het heeft me echt verwonderd en ontroerd.”
Rommers laat een multomap zien met 75 met de hand geschreven psalmen. „In deze huisgemeente werden de 75 bekendste van de 150 psalmen gezongen. We hebben hun het idee voorgelegd om een bundel met alle 150 psalmen uit te geven. Ze waren enthousiast.”
Aanvankelijk was het de bedoeling de originele versie van 1562 in Frankrijk te gaan verspreiden, in de uitgave van Droz, Genève (1986). Het is wel de zuiverste tekst -„c’est pur”, zeggen de Fransen dan-, maar hij staat ver van het moderne Frans af. Veel woorden zijn helemaal niet meer in gebruik. Op afraden van leden van de huisgemeente, onder wie een eminent talenkenner, besloot de stichting een bewerking uit de achttiende eeuw als uitgangspunt te nemen. Deze bundel, samengesteld door een zekere Conrart, is ook in de Waalse kerk in Nederland in gebruik geweest en door de synode goedgekeurd.
Ds. A. J. Gunst, predikant van de gereformeerde gemeente te Nieuwerkerk, houdt morgenavond bij de presentatie in Zierikzee een meditatie. Rommers zelf zal een appèlwoord uitspreken, met Psalm 42 als uitgangspunt, en de ontstaansgeschiedenis van de bundel toelichten. De afgelopen jaren heeft hij in Franse en Nederlandse bibliotheken onderzoek gedaan naar de achtergrond van de bundel van Conrart. Een aantal psalmberijmingen heeft hij met elkaar vergeleken: Datheen, de berijming van 1773 en de berijming van Conrart (1768). Het is Rommers toen duidelijk geworden dat Conrart en Datheen veel indringender en duidelijker het bevindelijke geloofsleven vertolken dan de berijming van 1773.
De Franse psalmboeken zijn uitgegeven door uitgeverij Snoek in Ermelo en kosten 15 euro per stuk. Winstbejag is er voor de stichting niet bij, onderstreept Rommers. „We doen het uit bewogenheid met het Franse volk. We willen hun het psalmboek, dat we ooit van hen kregen, weer teruggeven.” De eerste oplage van honderd exemplaren is al verdwenen, stelt Rommers tevreden vast. „Ze stormen weg. We moeten gelijk al weer aan een herdruk beginnen, nog voordat de bundel is gepresenteerd.”
Zelf heeft de Lodenstein-docent er dertig voor zijn klas besteld. Leerlingen uit de vwo-examenklassen zullen naar gastgezinnen in Parijs gaan. Rommers zou het mooi vinden als ze daar een psalmboek zouden kunnen achterlaten. Tegelijk benadrukt hij dat de markt breder is dan alleen Frankrijk. De stichting heeft contacten in Canada en Afrika, in feite komen alle Franstalige gebieden in aanmerking, aldus Rommers, die van plan is met een van de deputaatschappen van de Gereformeerde Gemeenten in contact te treden. „In Guinee is bijvoorbeeld een lectuurwinkel, daar zouden ook psalmboeken kunnen liggen.”
Dat de psalmboeken zo snel van de hand gaan, verbaast Rommers overigens niet. De psalmen van Datheen werden in de zestiende eeuw toen ze gereed waren gelijk gezongen. „Moet je je voorstellen, 11.000 mensen voor zo’n hagenpreek bijeen. Het moet zeer indrukwekkend zijn geweest. Een rooms-katholiek geschiedschrijver heeft de psalmen terecht de sirene van het calvinisme genoemd. Waren die er niet geweest, dan had het calvinisme nooit zo’n hoge vlucht genomen.”