Lukas en Handelingen vormen één geheel
Wordt gevraagd welke schrijver het grootste aandeel heeft op het totaal van het Nieuwe Testament, dan hebben we intuïtief de neiging om Paulus aan te wijzen. Toch blijkt het aandeel van Lukas, met het evangelie dat op zijn naam staat en het boek Handelingen, dat van Paulus te overtreffen.
Lukas is binnen het Nieuwe Testament een zeer belangrijke getuige van het optreden van Jezus. Als enige evangelist schreef hij een vervolg op het evangelie. Eigenlijk zijn het evangelie naar Lukas en het boek Handelingen twee delen van een serie. Omdat bij de vorming van de canon de evangeliën voorop werden gezet, kwam het evangelie naar Johannes tussen de beide door Lukas geschreven werken te staan. Dat kan belemmerend zijn voor het zicht op de diepe samenhang tussen beide boeken.
In het evangelie naar Lukas gaat het over wat Christus op aarde deed, terwijl het boek Handelingen de activiteit van de verhoogde Christus beschrijft. Wie Lukas en Handelingen als één geheel ziet, kan constateren dat er een beweging is van Bethlehem en Jeruzalem via Samaria naar Rome als de hoofdstad van het keizerrijk. Niemand kan de komst van Gods Koninkrijk weerstaan.
Het wat abrupte slot van Handelingen blijft moedgevend. Het feit dat wij alleen van Lukas een beschrijving hebben van de vroegste periode van de christelijke kerk in haar nieuwtestamentische vorm geeft aan het boek Handelingen een uitzonderlijk gewicht.
Zowel in het evangelie dat zijn naam draagt als in Handelingen leren we Lukas kennen als een historicus die geen fabels of legenden maar feiten wil vertellen. In overstemming met wat ook in die tijd al van een echte historicus werd verwacht, maakt Lukas duidelijk dat hij zich baseert op ooggetuigen en voor een deel blijkt hij (iets wat heel belangrijk werd geacht in de oudheid) ook zelf een ooggetuige te zijn.
Meer nog dan hij een historicus was in de lijn van de klassieke geschiedschrijver Thucydides schrijft Lukas geschiedenis in de lijn van de geschiedschrijving van het Oude Testament. Lukas wil laten zien dat de komst van Jezus als de Christus en de vorming en verbreiding van Zijn gemeente de vervulling is van de oudtestamentische beloften. Als het gaat om de vorming van de christelijke gemeente moeten we in het bijzonder denken aan de belofte van het herstel van Israël. Bij de toespraken die zijn opgenomen in Handelingen moeten we bedenken dat deze ook een modelkarakter dragen. De toespraken van Petrus en die van Paulus in Antiochië laten zien hoe het Evangelie aan een gehoor werd verkondigd dat het Oude Testament kende. De toespraken van Paulus op de Areopagus en voor Felix en Festus maken duidelijk hoe dit gedaan werd ten aanzien van een gehoor waarvan dat niet gold. En die van Paulus tot de ouderlingen van de gemeente van Efeze laat iets zien van het karakter van een toespraak tot een gehoor dat christen was geworden.
Al deze zaken zijn verwoord in een tweetal studies die dit jaar verschenen, namelijk ”God’s Promised Program for All Nations. A Theology of Luke and Acts” van Darrell L. Bock en ”The Acts of the Risen Lord Jesus. Luke’s account of God’s unfolding plan” van Alan J. Thompson. De titels maken al duidelijk hoezeer de raad van God leidend is geweest voor de beschrijving die Lukas geeft van de komst en van het werk van Christus op aarde, en van de vorming en verbreiding van Zijn gemeente.
Het tweede boek beperkt zich tot Handelingen. Het feit dat Bock de nieuwtestamentische gemeente ziet als een belichaming van de oudtestamentische beloften van het herstel van Israël weerspiegelt de veranderingen die zich in de Verenigde Staten bij de aanhangers van de zogenaamde bedelingenleer hebben voltrokken. Dallas Theological Seminary, de instelling waaraan hij is verbonden, is sinds haar oprichting een bolwerk van deze leer.
Kern van de bedelingenleer is dat God in verschillende tijden verschillende wegen met de mens gaat. De kerk leeft nu in de ”genadetijd”, die begon bij Pinksteren en eindigt met de opname van de gemeente in de hemel en het begin van het duizendjarig rijk. De genadetijd is een ingelaste periode in de „tijd van de volken.” De exegetische onhoudbaarheid ervan werd echter steeds duidelijker. Wie de christelijke gemeente niet als de nieuwtestamentische vervulling van Gods beloften ziet, loopt niet alleen vast met de talrijke verbindingen die het Nieuwe Testament legt, maar kan ook worden geconfronteerd met de vraag waarom Jezus dan wel de beloofde Messias zou zijn. Tussen Jezus als de Christus en Zijn gemeente wordt niet alleen in de nieuwtestamentische brieven maar ook reeds in de evangeliën een nauw verband gelegd.
Bock is een zogenaamde progressieve dispensationalist. Dat wil zeggen dat hij een voorlopige vervulling van Gods beloften aan Israël ziet in de kerk, maar dat hij een rijkere vervulling voor Israël als volk in de toekomst verwacht. Nergens zegt hij het in zijn studie over Lukas en Handelingen met zoveel woorden, maar daarbij denkt hij aan een duizendjarig rijk voorafgaande aan het laatste oordeel, waarbij Christus op aarde regeert. Wie dit niet weet, kan echter alles wat Bock in dit kader opmerkt, moeiteloos op het nieuwe Jeruzalem betrekken, waarin zowel Israël als de volkeren in overeenstemming met de oudtestamentische profetieën hun uiteindelijke bestemming vinden.
Boekgegevens
”God’s Promised Program for All Nations. A Theology of Luke and Acts, Biblical Theology of the New Testament Series”, Darrel L. Bock; uitg. Zondervan, Michigan, Grand Rapids, 2012; ISBN 978 0 310 27089 8; 495 blz.; $ 39,99; ”The Acts of the Risen Lord Jesus. Luke’s account of God’s unfolding plan. New Studies in Biblical Theology, 27”, Alan J. Thompson; uitg. Apollos/IVP, Nottingham / Downers, Grove, Illinois, 2012; ISBN 978 1 84474 535 7; 232 blz.; £12,90.