De koe en de berin samen in Baarland
Een dorp in de zak van Zuid-Beveland. Baarland, staat er op het ANWB-bord bij de toegangsweg. Het is 15 november AD 2012. Ik word verwacht op een vergadering met een semikerkelijk karakter. Locatie: de oude kerk.
Zodra ik het dorp inrijd, zie ik een oud kerkgebouw. Onmiskenbaar een afgescheiden kerk. Word ik daar verwacht? Terwijl ik de auto een plek wil geven, lees ik op de gevel: Brasserie-Restaurant De Kleine Toren. Mis dus. De vergaderlocatie is de oude, hervormde Maartenskerk, op korte afstand daarvandaan.
De voormalige gereformeerde kerk bij de ingang van het dorp, waar enkele honderden kerkgangers vijf, zes generaties lang kerkten, is dus gedegradeerd tot restaurant. Dit gebouw werd op 28 februari 1912 als kerk in gebruik genomen. De laatste dienst was 21 september 2003. Het restaurant is helaas ook op zondag geopend. „Kunnen de mensen toch nog steeds op zondag naar de kerk”, grapt iemand wrang.
Ik rijd door naar de Maartenskerk. Zodra de deur van deze eeuwenoude kerk opendraait, sta ik oog in oog met een schitterend interieur. Een juweeltje van een kerk. Met een Moreau-orgel. Links van de kansel een bord met het Onze Vader, rechts een met de Twaalf Artikelen. Boven de kansel de Wet des Heeren, omgeven door een gedrapeerd gordijn, met kwasten en al, dat zo natuurgetrouw is geschilderd dat ik me afvraag of er wel eens motten op afgekomen zijn...
Het klankbord boven de kansel draagt de tekstwoorden ”Die ooren heeft hoore wat de Geest tot de gemeente zegt. Openb. 20vs29”. Op de kansel met groene franje ligt een oude Statenbijbel. Tot zover stem ik van harte in. Daarna mis ik het rijke verleden: het psalmbord vermeldt één psalm en vier gezangen. Op de kanselrand ligt het Liedboek, boven op een moderne Bijbelvertaling.
De vergaderaars zijn divers: van rooms-katholiek tot oud gereformeerd. Het is een zakelijk bijeenzijn met de toekomst van kerkgebouwen als hoofdonderwerp.
Mijn ogen dwalen door een ver verleden. Ik herinner me helder een reportage uit het opgedoekte weekblad De Spiegel die ik omstreeks 1960 onder ogen kreeg. Twee dames in Zeeuwse dracht stonden op dezelfde kansel, het koperbeslag van deze Bijbel poetsend. Die vrouwen rusten op de begraafplaats. Ze waren toen al op leeftijd. Nu, ruim een halve eeuw later, is het kerkbezoek gedecimeerd. Er is in Baarland nog één dienst per zondag; de gemeente vormt met de Maartenskerk in ’s-Gravenpolder een protestantse gemeente die „gastvrij, open en confessioneel” is.
Het predikantenbord vermeldt bekende namen. Op de Baarlandse kansel stonden onder anderen de predikanten Wilhelmus Schortinghuis (zoon van de bekende), Samuel van Laren, zoon van dominee Joos van Laren, en Johannes de Meij, de latere hoogleraar.
Over één predikant is een anekdote bekend. Dat betreft Hendrik de Koe, die Baarland diende van 1784 tot 1789. Hij ontdekte dat Baarland is afgeleid van Bereland. In het gemeentewapen was namelijk een beer afgebeeld. Dat bracht hem tot zijn toepasselijke intredetekst uit Jesaja 11:7: „De koe en de berin zullen te zamen weiden.” Zou dat waar geworden zijn?