„Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.”

Hebt u alleen geloof dat u ellendig bent? U kunt daarmee net zo min in de hemel komen als de tovenaar en zijn meester. Helaas, dit schijnt nu het algemeen geloof der meeste christenen te zijn. Zij geloven dat er een God is, dat de Heilige Schrift Gods Woord is, dat Christus de Zaligmaker is. Zij weten het, zij zeggen het, zij belijden het, en dat is alles. Dat is het geloof der duivelen en brengt menigeen in de hel. Er is ook een wondergeloof, waardoor men een wonder doen kan, bergen verzetten, duivelen uitdrijven, krachten en wonderen uitwerken; maar het kan het hart niet veranderen, noch de onreine geest daaruit drijven.

Er is ook een geloof waardoor men bekwaam is om een wonder te ontvangen. „Kunt gij geloven?” zei de Heere tot die benauwde vader van dat ellendige kind (Markus 9). Zonder dat geloof wilde de Heere dat wonder niet doen.

Jacobus Borstius, predikant te Rotterdam (”De vermakelijke wandeling naar de hemel”, 1734)