Kritiek op kadaverbeleid natuurorganisatie
De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) heeft kritiek op Natuurmonumenten, omdat deze organisatie op grote schaal kadavers van geschoten wilde zwijnen en edelherten achterlaat in het veld.
Het gaat om zo’n 300 dode beesten die op geheime verzamelplaatsen en verspreid in het bos van het Nationaal Park Veluwezoom verteren.
„Uit het oogpunt van volksgezondheid en de mogelijke verspreiding van veeziekten, vind ik dit geen strak plan”, zei Rob van Oosterom, veterinair expert bij de Voedsel en Waren Autoriteit, maandagmorgen in het EO-radioprogramma De Ochtenden.
Volgens Natuurmonumenten zijn de kadavers een verrijking voor de natuur. In de maanden augustus, september en oktober schiet Natuurmonumenten in het Nationaal Park Veluwezoom 250 everzwijnen en 60 edelherten om te voorkomen dat de wildstand uit de hand loopt. Het geschoten wild ging voorheen naar de poelier. Natuurmonumenten is daarmee geleidelijk aan gestopt. „Dode dieren zijn een essentieel onderdeel van het ecosysteem”, luidt nu het credo van de natuurbeschermingsorganisatie.
Nagenoeg alle geschoten wild blijft op de Veluwezoom in het veld achter. Daarvoor werd gebruik gemaakt van twee aasverzamelplaatsen waar tientallen kadavers op één hoop lagen. Nu is Natuurmonumenten begonnen het wild meer over het bos te verspreiden.
De VWA is niet de enige met kritiek op het kadaverbeleid van Natuurmonumenten. Ook de wildbeheereenheid Zuidoost-Veluwe zegt ethische bezwaren te hebben tegen het achterlaten van geschoten wild. Volgens woordvoerder Leen van ’t Leven handelt Natuurmonumenten uit zakelijke motieven. „Het wild is weinig waard in de handel, dus het is goedkoper om het te laten liggen in het veld.” LPF-kamerlid Wien van den Brink wil de minister van Landbouw en Natuurbeheer om opheldering vragen.